Vorige week (11.11.2024) werd in de Tweede Kamer het debat ‘Jeugd en aanverwante zaken’ over de Jeugdwet gehouden. Met name gericht op de voortgang m.b.t. jeugdhulp zoals vermeld in documenten van de Rijksoverheid, zijnde de Hervormingsagenda Jeugd (HAJ, 20 juni 2023) en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming (TKG, 30 maart 2021).

Op dit moment maken veel jeugdigen gebruik van jeugdzorg (1 op de bijna 8 jeugdigen tot 18 jaar). Het kabinet stelt eenvoudig: “Dit moet anders.” De huidige staatssecretaris heeft de ambitie (hier) om in 2028 het aantal jongeren in de jeugdzorg van 1 op de 7 naar 1 op de 10 terug te brengen. Dit wil men bereiken met het zoveel mogelijk voorkomen dat jeugdhulp nodig is. Het beleid blijft wel tijdige en passende hulp geven aan kwetsbare jeugdigen die dit echt nodig hebben.

In deze blog bespreek ik de problematiek aan de hand van het 5-stappenplan, zoals ook al vaak gebruikt bij het beschouwen van de curatieve zorg in de Zorgverzekeringswet (blog/blog). Het stappenplan kan alleen succesvol zijn, met een concrete beschrijving van elke stap. Waarbij de volgende stap pas wordt gezet, wanneer de vorige is afgerond en akkoord bevonden. Eerst de inhoudsbeschrijving (stap 1), daarna de organisatie en logistiek van de organisatie en samenwerking (stap 2), dan de randvoorwaarden en berekening van het financieel budget om de organisatie van de overeengekomen inhoud uit te voeren (stap 3). Verdeling van het budget alsmede contractering en betaling van zorgverleners via het bekostigingsmodel is de volgende stap (stap 4). Met tot slot, bij passende jeugdzorg de juiste passende tarieven (stap 5).

Het debat in de Tweede Kamer werd voorafgegaan met het publiceren van een opmerkelijke lange Kamerbrief van 39 pagina’s met 18 bijlagen (Kamerbrief Voortgangsbrief Jeugd, 5 november 2024). Met daarnaast in een rapport de resultaten van de voortgang van de Hervormingsagenda (HAJ, 5 november 2024).

Al vanaf de totstandkoming van de Jeugdwet zijn er uitvoeringsproblemen. Vandaar de stringente beschouwing via het stappenplan.

Eerst eens kijken naar de omvang van het jeugdzorggebruik.

De voorlopige CBS-cijfers jeugdzorggebruik over het eerste halfjaar van 2024 (bron, pg.31)

·      Volgens de voorlopige cijfers van het CBS ontving 8,8% van de jongeren t/m 22 jaar (389 duizend) jeugdhulp (exclusief jeugdbescherming en jeugdreclassering) in het eerste halfjaar van 2024. Dit is minder dan in het eerste half jaar van 2023 toen 403.000 jongeren jeugdhulp ontvingen. Toch verwacht het CBS dat het definitieve aantal jongeren met jeugdhulp in de eerste zes maanden van 2024 met 18.000 zal toenemen, wat een stijging zou zijn van 1,3% ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023. Dit zou ook betekenen dat, in het eerste halfjaar van 2024, 1 op elke 7,9 jongeren tot en met 17 jaar en 1 op de 10,3 jongere tot 23 jaar jeugdhulp in natura en/of een jeugd-PGB kreeg.

·      Net als in voorgaande jaren was jeugdhulp zonder verblijf de meest gebruikte vorm van jeugdzorg; hier maakte 90,9% van de jongeren gebruik van. Bij jeugdhulp met verblijf was dit 4,7%, en bij zowel jeugdhulp met verblijf als zonder verblijf was dit 4,4%.

·      De daling van het aantal jongeren met voogdij en ondertoezichtstelling zet door. Op 30 juni 2024 was dit respectievelijk 8.190 en 17.775. Ook de daling van machtigingen uithuisplaatsing zet door, een daling van bijna 5 procent ten opzichte van het tweede halfjaar van 2023. Er is echter nog steeds sprake van een toename van jongeren met jeugdreclassering na een jarenlange daling. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel steeg met 455 (9%) van 5.015 op peildatum 30 juni 2023 naar 5.470 op peildatum 30 juni 2024

Stap 1: De inhoud

De inhoud is het domein van de professional richting persoonsgerichte jeugdzorg. Voor belangrijke delen van de jeugdhulp bestaan er kwaliteitskaders. In de HAJ zijn afspraken gemaakt om kwaliteit van de jeugdzorg te verbeteren en kennis over kwaliteit en effectiviteit in de praktijk beter toe te passen. Daarbij rekening houdend met de context, de leefwereld van een gezin en wijk, gemeente of regio. Voor betere kwaliteit is de werkorganisatie Kennis en Blijvend Leren (KBL) van en voor professionals opgezet (hier). In die werkorganisatie werken inhoudsdeskundigen vanuit het perspectief van jongeren en ouders, professionals, organisaties, gemeenten, kennis, onderzoek en innovatie met elkaar samen.

De werkorganisatie heeft de afgelopen periode een analyse op bestaande kwaliteitsstandaarden uitgevoerd (richtlijnen, zorgstandaarden, generieke modules en kwaliteitskaders) en zet met partners vervolgstappen om daarin tot samenhang en gezamenlijkheid te komen. Daarnaast verkent KBL met het werkveld en bestaande bewegingen, programma’s en netwerken wat nodig is de komende jaren, wat al gaande is op het vlak van leren en kwaliteit en hoe dit versterkt kan worden. Op basis van die verkenning komt KBL eind 2024 met een Leeragenda waarin is opgenomen waar het veld de komende tijd aan gaat werken voor de verbetering van kwaliteit en blijvend leren.

Een van inhoudelijke TKG-projecten is sinds 2018 ‘Kansrijke Start’. Hieruit blijkt dat ± 1 op de 6 kinderen een minder goede start maken door bijvoorbeeld vroeggeboorte/laag geboortegewicht (hier) en blootstaan aan medische of sociale risicofactoren zoals stress, rook, slechte voeding of gebrek aan liefdevolle aandacht. Dit heeft een levenslang effect op zowel de fysieke als mentale gezondheid en ontwikkeling. En daarmee op de kansen op school, op de arbeidsmarkt en in de maatschappij.

Vandaar dat zo snel als mogelijk de problemen in de context van het gezin moeten worden opgepakt. Dit betekent dat niet altijd jeugdhulp voor een kind de meest passende hulp is, bijvoorbeeld omdat problemen worden veroorzaakt door stress of schulden van ouders. Dit betekent noodzakelijke steun door ervaringsdeskundigen en steun uit aanpalende domeinen, zoals onderwijs en bestaanszekerheid via Rijk/gemeenten. In de Kamerbrief komen vele voorbeelden van steun aan de orde. Denk daarnaast aan ouderhulp bij opvoeding en ouderschap (hier).

Daar waar externe beleidsmakers in de discussie over jeugdzorg stellen dat “jeugdzorg er is voor de kinderen die het echt nodig hebben” of stellen ”er is te veel lichte zorg”, zullen zij zelf met de professionals in contact treden wat nou eigenlijk met deze uitspraken wordt bedoeld (hier/hier). Bij de totstandkoming van de wet (2015) zijn over verwijzen afspraken gemaakt.

Een van de pijnpunten in de wet is het stoppen van jeugdzorg op de leeftijd van 18 jaar. Verstandiger is het wanneer de overheid jongeren niet abrupt uit de jeugdhulp haalt, maar dit pas stopt wanneer ze hun ‘Big 5’ basisbehoeften op orde hebben: steunpunt, woonplek, school of werk, inkomen en welzijn. Dit is noodzakelijk voor duizenden kwetsbare jongeren die jaarlijks de jeugdzorg verlaten (hier/hier).

Voor twee specifieke onderdelen van jeugdhulp verwijs ik naar elders. Voor ‘Veilig Thuis’ wordt verwezen naar de conclusies van de toezichthouder (hier/hier/hier).

Voor gesloten jeugdhulp, zie het rapport ‘Eenzaam Gesloten‘ (5 maart 2024) van ervaringsdeskundige Jason Bhugwandass. Na zijn beschrijving van getuigenissen van jongeren over hun verblijf op ZIKOS, bedoeld voor jongeren van 12-18 jaar met complexe en meervoudige gedragsproblemen in combinatie met acute psychiatrische crisis, is het wel duidelijk geworden dat gesloten jeugdhulp aan de achterkant van het ketensysteem anders moet. De twee ZIKOS-afdelingen zijn inmiddels dan ook gesloten.

Stap 2: De organisatie van inhoud en samenwerking

(Re)organisatie is vaak een instrument om in de zorg effectiviteit (doeltreffendheid) en efficiëntie (doelmatigheid) te verhogen. Echter erg doelgericht is het jeugdbeleid niet: men weet wel wat de bestemming is (kabinet: 1:10 jeugdhulp), maar niet hoe er te komen. Het doel van de Hervormingsagenda Jeugd (HAJ) is er allereerst ervoor te zorgen dat kinderen en gezinnen die hulp nodig hebben, zo snel mogelijk de juiste hulp en ondersteuning krijgen. De uitvoering van deze HAJ is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van vele partijen. Naast de voortgang bij de HAJ is ook de TKG richtinggevend voor de nabije toekomst.

Er zijn daarnaast vele rapporten geschreven door gezaghebbende instanties en stakeholders. Die werden geschreven uit noodzaak, niet uit luxe vanwege de rooskleurige situatie.

Ik noem in chronologie de belangrijkste adviezen en overzichten van de laatste jaren…

18.05.2021: Denktank Jeugdsprong met 10 aanbevelingen (+ Manifest + blog).

15.09.2021: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (ook jeugdzorg) + reactie

21.10.2022: SER (Sociale Zekerheid en Gezondheidszorg): Tastbaar beleid voor de jeugdzorg

08.03.2023: Promotieonderzoek Sharon Stellaard: “Boemarangbeleid” (hier)

13.04.2023: Algemene Rekenkamer, titel: “georganiseerde onmacht

19.06.2023: Position paper FNV Zorg & Welzijn

13.11.2023: CBS: Jaarrapport Landelijke jeugdmonitor 2023

04.12.2023: Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS), Titel: “kinderen uit de knel”

11.12.2023: Raad van State met Advies over Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

24.04.2024: Wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg (hier/hier)

09.09.2024: Onderzoek naar de effecten van open house

08.10.2024: Jeugdautoriteit: Stand van de jeugdzorg 2024

29.10.2024: Arbeidsmarktplatform Jeugdzorg werkt! (+ brief, 22 oktober 2024)

01.11.2024: Jeugdzorg Nederland met overzicht

01.11.2024: Uitgavenonderzoek jeugdzorg 2023 & 2024

04.11.2024: Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ)

05.11.2024: Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

Voorbeeld onderstaand plaatje: Het RVS-advies… (citaat: “Om kinderen gezond en veilig te kunnen laten opgroeien, moeten we meer én expliciet oog hebben voor de belangen van kinderen. In dit advies stelt de RVS dat dit geen zaak is van professionals in het jeugddomein alleen. Oog hebben voor belangen van kinderen in levensdomeinen van ouders én sterke sociale netwerken zijn cruciaal om problemen bij kinderen te voorkomen.”).

 

De regio?

Bij uitwerking van de HAJ zijn 7 soorten actoren betrokken (Rijk, VNG, gemeenten, jeugdhulpregio’s, zorgaanbieders, professionals en de netwerkorganisatie KBL (zie boven). Zij werken gezamenlijk aan acht thema’s, waaronder verbinding zorg met aanpalende domeinen met een sociale basis en onderwijs, de vorming van lokale teams en organisatie/inkoop specialistische jeugdzorg. Opvallend is aan de bestuurstafel het ontbreken van een werknemersorganisatie, zeker in het licht van hoge werkdruk bij een hoog verzuimpercentage en met toenemende personeelstekorten: tegen 2033 wordt een tekort van 3.400 jeugdzorgmedewerkers verwacht.

Bij uitwerking van de thema’s is in bestuurlijke zin niet gekozen voor landelijke schaal, maar voor een regio-indeling met 42 jeugdregio’s. De regioreligie is ook in de jeugdzorg omarmd, met dezelfde bezwaren, onder andere weer een extra toegevoegde bestuurslaag en gebrek aan betrokkenheid van de werkvloer bij besluitvorming, als elders in andere sectoren al beschreven (blog/blog).

Een beter uitgangspunt was geweest de zorg kleinschalig en dicht bij de werkvloer te organiseren. Met daarnáást een landelijk aansturend en bepalend beleidsteam: met een landelijk vergunningstelsel, met uniform landelijke contracten, met landelijk geldende minimum én maximumtarieven en met in dat contract opgenomen uniforme kwaliteitsindicatoren wat betreft zorginhoud, proces en structuur. 

In mijn provincie Gelderland gaan zeven Gelderse jeugdregio’s bovenregionaal samenwerken met aanbieders en andere betrokkenen aan de duurzame transformatie van de Gelderse jeugdhulp. Per saldo betekent dit dat de huidige gemeentelijke postcodezorg via gemeenten na een ‘succesvolle transitie’ wordt ingeruild voor provinciale postcodezorg… De vraag is of Gelders kinderen in de knel om een andere jeugdzorg vragen dan de gelijknamige groep uit Friesland of Brabant. Wat denkt u?

Daarnaast, hoewel de begrippen persoonsgericht, contextueel, integraal, samenwerking, domein overstijgend, in het beleidsjargon ingeburgerd lijken, kleeft toch aan de Jeugdwet het destijds ontkoppelen van jeugd-GGZ van de Zorgverzekeringswet. Waardoor de somatische jeugdzorg anders en gescheiden wordt ingekocht dan het GGZ-deel van jeugdzorg met mentale problemen (hier/hier). Het goede nieuws is dat het proces voor invulling van een meer landelijke inkoop inmiddels onder regie van de VNG is ingezet.

Een drastische simplificatie zal ook een beter overzicht geven wat betreft het arsenaal van zorgaanbieders. Naar schatting zijn er nu 7000 jeugdzorgaanbieders, waarbij tussen de 5% en 10% van de totale sectoromzet gerealiseerd wordt via hoofd- en een onderaannemerschap. Gemiddeld wordt door deze hoofdaannemers, zo stelt het ministerie, een marge van 6,6% in rekening gebracht aan onderaannemers. Tegelijk kost het de sector ook nog zo’n 16,6 miljoen om onderaannemers te contracteren, de contracten te beheren, en de facturering te verwerken.

Vraag: Wie wil dit nu zo? Zie verder ook het dossier: “Jeugdzorg in het rood”.

De eerste lijn

De functie van de huisarts (hier/hier) in de eerste lijn is duidelijk besproken bij de totstandkoming van de Jeugdwet (blog, 2017). In lokale Jeugd- & Gezinsteams zijn nabij de werkvloer bij voorkeur professionals aanwezig met verschillende expertise en met een samenwerkende werkhouding. Bijvoorbeeld de (jeugd)GGZ, jeugd & opvoedhulp, (jeugd)gehandicaptenzorgexpertise, jongerenwerk, preventiemedewerkers, veiligheidsexpertise en een Wmo-afvaardiging. Wanneer het nodig is, is na verwijzing specialistische jeugd GGZ beschikbaar.

Maak zo in alle wijken van deze basale integrale jeugdzorg een publieke voorziening, met rechtsgelijkheid voor alle kinderen. Het motto van de Jeugdwet uit 2015, ‘1 gezin/leefeenheid, 1 plan, 1 regisseur/regieverantwoordelijke’, blijft overeind. Te koppelen aan het nieuwe organisatiemotto (blog): “1 wijk, 1 plan, 1 regisseur, 1 inkoper, 1 stelselwet”.

Apart vermeld: Het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

Dit wetsvoorstel is 25 april 2024 ingediend bij de Tweede Kamer. Hierbij worden gemeenten verplicht om regionaal samen te werken bij de inkoop van specialistische jeugdzorg (hier). Daarnaast vindt harmonisering van de administratieve processen plaats bij de inkoop van deze specialistische jeugdzorg zodat de administratieve lasten voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verminderen. Het derde wetsitem is het regelen van onderzoekstaken voor de Nederlandse Zorgautoriteit op het terrein van de Jeugdwet. Naar verwachting worden dan de taken van de Jeugdautoriteit in 2025 ondergebracht bij de Nederlandse Zorgautoriteit (hier). Met als uitdaging, zo is mijn voorstel, zorg te dragen voor landelijke uniforme contracten (stap 4), de tarieven (min/max) in stap 5 en een transparante berekening van het landelijk noodzakelijke budget jeugdzorg (stap 3).

Stap 3: Het noodzakelijk budget voor de organisatie

Een budget jeugdzorg wordt, net als andere zorgbudgetten, niet berekend, maar is speelbal van politiek/economisch beleid (hier/hier/hier) en gemaakte kosten uit het verleden (hier).

De situatie nú is dat de kosten voor jeugdzorg blijven stijgen, wat leidt tot aanzienlijke tekorten voor gemeenten: in 2023 bedraagt het tekort € 628 miljoen en voor 2024 wordt dit naar verwachting € 828 miljoen (VNG, 8 november 2024). Uit een prognose van de Vereniging Nederlandse Gemeenten blijkt dat zij in 2028 een recordbedrag van 10 miljard euro kwijt zijn aan jeugdzorg. In 2018 was dat nog 4 miljard.

En dus lezen we her en der over ‘geldtekorten’, over ‘ouders moeten meer zelf doen’, over ‘dit kunnen gemeenten niet meer opbrengen.‘ Ook lezen we over wethouders die in de krant op de stoel van professionals gaan zitten door te verkondigen dat er te veel zorg wordt gegeven die niet nodig is. Dat laatste zonder hun 5W1H-toelichting over details van deze in hun ogen onnodige zorgomvang. Ook in de aanloop naar de Jeugdwet werd door politici, niet gehinderd door kennis van zaken, geroepen (hier/hier) dat kinderen met mentale problemen maar naar de voetbalclub moesten in plaats van naar de jeugd-GGZ.

Het recente kostenplaatje…

 

Het vervolg nu lijkt simpel: als noodzakelijke zorg niet wordt betaald vanwege een te laag budget, kan bij de transitie via het stappenmodel niet worden doorgeschakeld naar stap 4 en 5. Nee, de VNG en andere HAJ-actoren zullen terug moeten naar stap 1 en 2. Met als kernvraag: welke jeugdzorg kan er dan wél voor dat bedrag worden geleverd?

Bovenstaand onderzoek van Improven (1 november 2024) laat de stijging zien van uitgaven aan jeugdzorg: van € 6,5 mld. in 2022 naar € 7,2 mld. in 2023 (een toename van 11%). De prognose voor 2024 komt uit op € 8,1 mld. (een toename van 12%).

Uit het Meerjarig Financieel Kader van het kabinet blijkt echter een bezuiniging van 17% ingeboekt. Gemeenten denken tussen 2025 en 2028 bij elkaar negen miljard tekort te zullen komen op jeugdzorg. Vanaf 2026 komt daar een extra, structurele besparing vanuit het rijk bij van drie miljard per jaar.

Volgens de afspraken tussen Rijk (centrale overheid) en VNG (decentrale overheid) in de HAJ is het nu aan een Deskundigencommissie (hier) om zorguitkomsten mee te nemen in het advies in januari 2025 (hier). Onderdeel van dit advies zal zijn hoe om te gaan met de genoemde uitgavenontwikkeling die afwijkt van het meerjarig financieel kader. Het advies van deze Deskundigencommissie is daarbij zwaarwegend. Het pakket aan maatregelen van de HAJ moet leiden tot lagere uitgaven (1 miljard structureel vanaf 2027). Hopelijk worden door de commissie de bestuurskosten van aan de jeugdzorg gescheiden van de zorgverlenerskosten van in de jeugdzorg. Vraag aan de commissie: geldt voor uitvoering van de Jeugdwet ook de vaststelling dat 40% van het zorgbudget niet wordt uitgegeven aan directe cliëntzorg (Patrick Jeurissen, boekMedisch Contact, 17 februari 2022 + blog)? Gerust ben ik er niet op.

De redenen van kostenstijging heeft aldus de VNG te maken met de groeiende vraag en intensiteit van jeugdzorgtrajecten, met toenemende wachttijden (hier/hier/hier), met stijgende uurtarieven voor zorgverleners en met indexatie van de lonen (hier/hier).

Het conflict tussen de centrale en decentrale overheid over de hoogte van het budget heeft te maken met de gebrekkige onderbouwing. Vijf jaar voordat de Jeugdwet tot stand kwam kreeg 1 op de 27 kinderen jeugdzorg (hier). Nu is dat 1 op de 8… Wat is er misgegaan?

Het vervolg nu lijkt simpel: als noodzakelijke zorg (plan A) niet wordt betaald vanwege een te laag budget, kan bij de transitie via het stappenmodel niet worden doorgeschakeld naar stap 4 en 5. Nee, de VNG en andere HAJ-actoren zullen terug moeten naar stap 1 en 2. Met als kernvraag: welke jeugdzorg kan er dan wél voor dat bedrag worden geleverd (plan B)? Het is daarbij vervolgens aan het Rijk te berekenen wat de kosten zijn van de logische afschaling van het jeugdhulpaanbod inclusief de (in)directe consequenties daarbij.

Stap 4 en 5: Het contract, de bekostiging en het tarief

Het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg bevat de verplichting voor gemeenten om voortaan de Jeugdregio verantwoordelijk te maken voor de contractering of subsidiering van verschillende specialistische jeugdhulpvormen en gecertificeerde instellingen. Ook wordt de Jeugdregio verantwoordelijk voor administratieve processen. Dit levert een vermindering van lasten en regeldruk op, doordat individuele gemeenten deze werkzaamheden niet meer zelf hoeven uit te voeren en ook jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen met minder partijen gesprekken voeren over af te sluiten contracten. Een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling heeft dus aan de voorkant nog maar met één set voorwaarden te maken voor alle gemeenten in een regio. Dat is op zich een verbetering.

Gemeenten hebben nu nog de taak, gelijk de zorgverzekeraar bij de Zorgverzekeringswet, om voldoende kwalitatief goede jeugdzorg in te kopen en daarbij aanbieders te selecteren die in staat zijn dit te bieden. Gemeenten kunnen dit op verschillende manieren doen, bijvoorbeeld via aanbesteden, een open house constructie en subsidies.

Dat dit gaat veranderen, is een goede zaak. Men kan niet van elke gemeente verwachten dat expertise in contractmanagement wordt opgedaan. Maar waarom men vervolgens doorschakelt naar de regio als schaalniveau (hier) in plaats van naar landelijk niveau, is onbegrijpelijk. Bij een landelijke invulling (hier) en verantwoordelijkheid kunnen zwaargewichten vanuit het veld worden ingezet voor beschrijving van de juiste jeugdzorg met uniforme ‘productbeschrijvingen’, voor zorgverlening op de juiste plek, voorwaardelijk vastgelegd in het juiste contract na verkrijgen van de juiste vergunning als aan geschiktheidseisen en/of minimumeisen zorgverlenerschap en/of certificering wordt voldaan. Ofwel: te leveren zorg en voorwaarden vastgelegd in uniforme landelijke contracten (stap 4).

Betaalde tarieven liggen tussen het minimumtarief en het maximumtarief (stap 5). Naar ik begrijp, wordt veel waarde gehecht aan tariefdifferentiatie. Dit kan zo nodig worden gekoppeld aan de opbrengst van de kwaliteitsindicatoren.

Het aantal zorgaanbieders dat met een contract kan toetreden kan worden gekoppeld aan kwaliteitseisen en een minimumaantal cliënten dat kiest voor een specifieke zorgverlener. Hoewel het ministerie stelselverantwoordelijk is, is goed voorstelbaar dat de gemeenteraad en het gemeentebestuur bij invulling en afweging van deze laatste norm hier een belangrijke stem krijgen.

Slotwoord

De Jeugdwet bestaat binnenkort 10 jaar. Het juiste zorgspoor is binnen een op de mens gericht hulpsysteem, náást natuurlijk allereerst de verantwoordelijkheid en taken van het ouderschap, nog niet gevonden. Zowel het aantal kinderen dat jeugdzorg krijgt, als ook de kosten zijn toegenomen.

In 2015 kregen, met de Jeugdwet, de gemeenten de verantwoordelijkheid deze wet uit te voeren. Dat betekende een forse taakuitbreiding (zie plaatje onder de titel). Net als eerder was het de bedoeling dat de jeugdzorg goedkoper, eenvoudiger en efficiënter zou worden. En ook deze keer werden de drie doelen niet gehaald. Met (wel) sinds 2014 een verdriedubbeling van het aantal jeugdzorgaanbieders (hier/hier/hier). Er is veel informatie te lezen over het normeren van wachttijden, maar zonder concrete overheidsinformatie over de duur van het daadwerkelijke wachten op hulp (hier/hier/hier + antwoord staatssecretaris op Kamervraag 3, 15 november 2024).

Het treurige is dat jeugdhulp óók gaat om zorg voor de kwetsbaarste kinderen.

In aanloop naar de Jeugdzorgwet van 1989 (!) schreven beleidsmakers al: “De hulpverlening dient zo kort mogelijk, zo licht mogelijk en zo nabij mogelijk en zo tijdig mogelijk plaats te vinden”. Dat betekent investeren aan de ‘voorkant’ van de jeugdhulpketen om problemen aan de ‘achterkant’ (gesloten jeugdhulp) te voorkomen.

Met dit kompas gaat, na de verjaardag op 1 januari 2025, de uitvoering van de Jeugdwet weer een nieuw decennium in.

Eerdere blogs over jeugd, jeugdhulp en bijna 10 jaar Jeugdwet

25.02.2014: De nieuwe Jeugdwet ziet het levenslicht (lange aanloop naar 2015…)

17.04.2017: Contractering bij decentralisatie: vastlopen in bureaucratie (en matige waardering)

08.06.2017: Kinderpsychiaters luiden de noodklok: zo kan het niet verder met de jeugd-GGZ

18.12.2017: Huisarts heeft verwijsrecht binnen de Jeugdwet (moet steeds herhaald worden…)

09.01.2018: Relatie opleidingsniveau en levensverwachting ongezond innig (risico lage SES)

05.02.2018: Evaluatie Jeugdwet vraagt snel om vervolgacties (trage transformatie na 3 jaar)

05.02.2018: Praktijkondersteuning huisartsenzorg is onmisbaar (o.a. jeugd-GGZ)

11.10.2018: De transformatie van de jeugdzorg: een magere tussenstand (alweer mager…)

10.11.2018: Alleen met interventies zijn problemen in achterstandswijken oplosbaar (verschillen)

07.12.2018: Maak ook bewegen en lichaamshouding van jeugd onderdeel van preventie

10.01.2019: Aanbevelingen voor betere uitvoering van Jeugdwet  (“aanbestedingswaanzin”)

26.01.2019: Modern functionerend wijkteam vraagt om andere randvoorwaarden (CPB/wijkteam)

12.02.2019: Financiering PO-jeugd valt onder twee wetten (Zvw: psyche en Jeugdwet: psychiatrie)

18.03.2019: Wachten op het wegwerken van wachtlijsten (zorginkoopplicht t.o.v. premiebetaler)

04.07.2019: Samenhang is ZINVOL: Zorgwetten + Inhoud + Nastreven + Voorwaarden + Organisatie + Logistiek

11.07.2019: Wordt onvrijwillige zorg straks wel vrijwillig gegeven? (hopelijk wel…, Wzd)

20.07.2019: Méér tijd voor patiënt: van incidenteel naar structureel (voor huisarts beschikbaar)

19.08.2019: Armoede, een weg te werken schandvlek (een voedingsbodem voor slecht ouderschap enz.)

02.09.2019: Wie de toekomst koestert, zet in op jeugd (zorgelijke punten bij jeugd)

12.11.2019: Les van Jeugdwet: van decentralisatie (weer) richting recentralisatie (goede weg terug)

27.12.2019: Financiële staat: vraag/antwoord (09) (GGZ, POH-GGZ, Jeugdwet, extra werk ANW)

26.05.2020: Inzet ondersteuner integreert jeugdzorg beter (multicausale problemen, in dienst gemeente)

09.07.2020: Preventie: een moeizame tocht van wieg tot graf (school, werk, thuis, ook sociaal)

07.09.2020: Voor beter aanbod gezonde kindervoeding is daadkracht nodig (Unicef-onderzoek)

18.03.2021: Ook passende jeugdzorg op zoek naar passende bekostiging (Jeugdwet + VNG/IGJ)

06.04.2021: Jeugd-GGZ: het kind van de rekening (noodklok JA, sector + VNG + gedupeerden)

29.04.2021: Met beide benen op de grond en de handen uit de mouwen (Jeugdwet-GGZ)

21.05.2021: Denktank Jeugdsprong presenteert kabinet nieuw advies over jeugdzorg (10 pnt)

15.03.2022: Reflectie op speerpunten zorgkoers kabinet Rutte IV (2) (Jeugdwet = speerpunt 9)

12.04.2022: Staatssecretaris: preventieeen tandje bijschakelen”, wat betekent dat? (kabinet!)

15.04.2022: Zet jeugdzorg op plek een, twee en drie (beleid: 5 basisprincipes + 5W1H uitvoering)

01.11.2022: Inspirerende artsen (09): Nico van der Lely (jeugd en alcohol + poli’s)

11.09.2023: Zet in IZA primaire zorg centraal, niet het schaalniveau van organiseren (regio)

21.09.2023: Inspirerende artsen (10): Anita Vreugdenhil

09.11.2023: Informatie Schijf van Vijf blijft nuttiger dan hernieuwde Nutri-Score (tbv gezondheid)

28.05.2024: Onderzoeksresultaten vapen bij jongeren moet politiek wakker schudden (gifstof)

22.10.2024: Een vuiltje aan de lucht (over luchtkwaliteit, nieuwe EU-normen conform WHO)

29.10.2024: Een regionaal samenwerkingsverband eerste lijn: wens of noodzaak? (ELZ-RESV)

05.11.2024: Fietsen is gezond, vooral op een gewone fiets (37% fietsslachtoffers rijdt een e-bike)

 

Vragen of opmerkingen?