Ruim 1 op de 12 kinderen krijgt in Nederland een vorm van jeugdzorg (CBS). De laatste tijd zijn veel rapporten geschreven over een herinrichting van jeugdzorg (hier/hier/hier/hier). Wat gaat binnen de jeugdzorg voor de doelgroep de nieuwe organisatievorm worden? Ten behoeve van juist die kinderen die nu niet de juiste zorg krijgen vanwege financiële hobbels of wachtlijsten, ten behoeve van jongeren voor wie de overgang naar 18 jaar vrijwel zeker tot problemen zal leiden op allerlei gebieden? En voor kinderen en ouders die individueel gediagnosticeerd worden, terwijl het erom gaat dat naar het totaal van de problemen in een gezin wordt gekeken? Veel vragen, waarop het juiste antwoord nog ontbreekt, mede door de demissionaire status van het kabinet.

Indien voor een kind daadwerkelijk professionele hulp nodig is, wanneer het op eigen kracht of met hulp van het eigen netwerk niet lukt, dan is het de kunst zo snel als mogelijk (“op het juiste moment”) de juiste zorgverlener in te zetten. Hier zijn veel overeenkomsten zichtbaar met de discussie van de nieuwe persoonsgerichte herstel ondersteunende zorg binnen de GGZ (blog). Het gezin in de wijk is de plaats van handeling, de juiste professional de actor om leiding te geven aan het uitgangspunt van 1Gezin1Plan1Regisseur (en pg 20 straks 1Budget?). Met eventueel de inzet van een overzichtelijk multidisciplinair team.

Uitgaand van het begrip maatwerk zal de organisatievorm deels centraal, deels decentraal plaats moeten vinden. Organisatie en bekostiging volgen de noodzakelijk te leveren zorg. Zorg volgt dus niet op voorhand de mal van de huidige heilige geloofscultuur van regionalisering. Sterker, er zijn steeds meer geluiden om de jeugd-GGZ en de jeugdbescherming (weer) weg te halen bij de gemeente als inkoper en deze op een meer landelijk niveau te organiseren.  Waarbij de jeugd-GGZ terecht terugkeert naar gezondheidszorg binnen de Zorgverzekeringswet (blog uit 2017). Met ook vier jaar (2021) later wederom (weer) het luiden van de noodklok vanuit de kinderpsychiatrie (hier).

Financiële impuls

Het demissionaire kabinet besloot recent voor het jaar 2021 extra incidentele middelen beschikbaar te stellen van €613 miljoen. Dat betekent dus voor 2021, inclusief de eerder beschikbaar gestelde €300 miljoen en middelen voor het welzijn van jongeren in coronatijd (€95,5 mln.) komen de extra middelen in 2021 op een totaal van ruim €1 mld. (afspraak 22 april 2021).

Afspraken tussen VNG en kabinet over specifiek de besteding van deze €613 miljoen

·      Tijdelijke uitbreiding van de (ambulante en klinische) crisiscapaciteit jeugd-GGZ, zodat aan de grote zorgvraag, mede als gevolg van corona, tegemoetgekomen wordt: €50 miljoen.

·      Aanpakken van wachttijden van hoog-specialistische jeugdzorg: € 255 miljoen.

·      Specifieke knelpunten aangepakt, zoals de vereenvoudiging jeugdbeschermingsketen: €70 miljoen.

·      Overige problematiek zoals de consultatiefunctie en het inrichten van de POH-jeugd GGZ in gemeenten (via het gemeentefonds): €238 miljoen 

Meerjarencontracten met een (beperkt?) aantal zorgaanbieders lijkt hier de beste weg, zodat er ook een duurzame werkrelatie kan ontstaan tussen aanbieder en inkoper. Een voorwaarde voor niet alleen het doorvoeren van verbeteringen, maar ook om geld besteed aan controles (nu) te transformeren (straks) naar investeringen ter professionalisering van zorgverlening. Nu 5 belanghebbende organisaties hebben beschreven waar de schoen wringt (hier), wordt het tijd dat een nieuw kabinet knopen gaat doorhakken. Het gaat daarbij in principe om drie vragen (Stuurgroep, 8 april 2021):

  1. Hoe breed of smal moet het doel van de Jeugdwet zijn?
  2. Hoeveel beleidsvrijheid moeten gemeenten hebben over de Jeugdwet?
  3. Is de gemeente voor alle voorzieningen op grond van de Jeugdwet het beste uitvoeringsniveau?

 

 

de jeugdzorg in NL heeft te maken met een randvoorwaardelijk én een zorginhoudelijk probleem. Dat geldt heel specifiek ook voor de jeugd-GGZ als onderdeel van deze jeugdzorg, waarbij vanaf 2015 alle jeugdzorg valt onder de Jeugdwet.

Verwijsrecht huisartsen e.a.

Net als eerder (blog) wordt daarbij mogelijk ook (weer) de verwijsfunctie van de huisarts ingeperkt bij de jeugd-GGZ (rapport). In de Jeugdwet is nu nog geregeld dat een wettelijke (medische) verwijzer vrijelijk mag doorverwijzen naar door gemeenten gecontracteerd aanbod. Het gaat overigens hierbij niet alleen om de verwijsfunctie van een huisarts. Er zijn immers verschillende partijen die naar jeugdzorg mogen verwijzen: de gemeentelijke toegang, medische verwijzers (huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten), rechters en andere juridische verwijzers, zoals de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële jeugdinrichting en gecertificeerde instellingen). Gemeenten betalen de kosten voor al deze verwijsroutes, maar gemeenten zeggen beperkt grip te hebben op het zorgvolume en de kosten die bij de externe verwijsroutes horen. Een gemeente mag volgens de wet niet nog een extra toegangstoets van welke vorm dan ook tussen de verwijzing en intake/diagnosestelling door een aanbieder plaatsen. Toch blijven diverse gemeenten dat wel proberen. Wat is hier het antwoord van de beroepsgroep van huisartsen?  In inkoopcontracten en de verordening (artikel 2.9 Jeugdwet) kunnen gemeenten wel voorwaarden opnemen over de wijze waarop een zorgaanbieder na diagnosestelling besluit over de in te zetten zorg. Het lijkt me duidelijk dat niet de huidige wachtlijstproblematiek van de jeugd-GGZ wordt opgelost door de verwijsfunctie van een specialist in medisch generalistische zorg, hier de huisarts, te beperken. De huisarts is meestal goed op de hoogte van de inhoud van meebepalende ziekmakende factoren.

Jeugdzorg betekent aandacht voor de context van het kind

Alleen méér geld voor de jeugdzorg, is niet de oplossing. Ook dit punt wordt breed gedragen. Allereerst betekent passende jeugdzorg beleidsmatig aandacht en interesse hebben voor maatschappelijke factoren (blog) in deze context (huisvesting, schulden, familiegeschiedenis, home-start als opvoedsteun etc.). Juist hier kan de gemeente (wel) een cruciale rol vervullen en daarbij tevens bijdragen dat problemen van kinderen niet onnodig gemedicaliseerd worden en/of onnodig met medische diagnosen gelabeld worden.

Een belangrijk doel van de Jeugdwet is het voorkomen van problemen en vroegtijdige inzet hulp en zorg om zo (zwaardere) vormen van jeugdhulp te voorkomen. Het gemeentelijk preventiebeleid wat hierbij hoort, staat bijvoorbeeld hier beschreven. Met extra aandacht voor de jeugdigen (en eventueel hun ouders) met een verhoogd risico op ontwikkelingsachterstand of uitval, maar voor wie zwaardere zorg nog niet nodig is of met de juiste adviezen of interventies voorkomen kan worden.

Naast preventie en kennis van sociale factoren is onderwijs het derde domein van belang. Daarbij denk ik vooral aan een investering ten behoeve van professionalisering van medewerkers in het onderwijs en het verplicht opleggen van kleinere klassen dan nu. Alleen een zak geld richting het onderwijs is nu niet voldoende (column Aleid Truijens, Volkskrant 19 april 2021).

Aandachtspunten huisartsenzorg: inzet PO-jeugd en verwijsbeleid

Naast een geopperde beperking van het verwijsrecht van huisartsen bij jeugdzorg, is ook de vorm van ondersteuning van huisartspraktijken voor jeugdzorg een discussiepunt. Met postcodezorg als resultaat indien de invulling van een regeling regionaal wordt vormgegeven. Gaat het hier om ondersteuning van jeugd, om ondersteuning van de huisarts of is de ondersteuner lid van het wijkteam, in functie als coördinatoren/of uitvoerder van een gemeentetaak? Spreken we van een PO (praktijkondersteuner) of een POH (praktijkondersteuner huisartsenzorg) of een OJG (ondersteuner jeugd en gezin)? Wat zijn op de leeftijd van 18 jaar de verschillen en de raakvlakken met een PO(H)-GGZ? En als het takenpakket van de ondersteuner als inhoud beschreven is, is de financiering dan geregeld via de Jeugdwet of de Zorgverzekeringswet? Met een contract en bekostiging volgens de bekende principes (met 5-stappen en nadien met 3 trappen)?

Met de meest recente afspraak tussen overheid en VNG komt een incidenteel bedrag beschikbaar voor de consultatiefunctie en het inrichten van de POH-jeugd GGZ in gemeenten (via het gemeentefonds) van €238 miljoen. Of dit bedrag wel/niet een structureel karakter krijgt, zal afhangen van het besluit van een nieuw kabinet over de koers en organisatievorm. En zal nadien afhangen van de onderhandelingen tussen huisartsen en zorginkopers (zorgverzekeraar en gemeente: blog?) op de zorginkoopmarkt.

Het doel is dat een POH’er lichte zorgvormen kan oppakken en zichzelf daardoor meestal terugverdient. Deze maatregel is al eerder onderzocht in ‘Stelsel in Groei’ (15 december 2020) en levert naar verwachting 62 tot 87 miljoen euro op (pg.28).

Tot slot

De juiste passende jeugdzorg plaatsen onder de juiste stelselwet. Dat is de kern. Dit betekent in elk geval de jeugd-GGZ net als de somatiek als patiëntenrecht plaatsen onder de Zorgverzekeringswet. Met name dient het interventieplan van aanpak multidisciplinair plaats te vinden indien het probleem een multifactoriële oorsprong kent.  Een plan dat qua schaalniveau dichtbij het kind en diens leefomgeving wordt uitgevoerd. Het basisidee van 1Gezin1Plan1Regisseur is echt niet zo slecht, indien duidelijk is wie de zorgcoördinatie doet. En kan voor het leeuwendeel vallen onder de Wet publieke gezondheid op wijk- en gemeenteniveau. Niet alles hoeft overboord na een doorgeschoten decentralisatie, de gemeente blijft namelijk een zeer belangrijke speler in de jeugdzorg, met name ten aanzien van preventieve interventies. Met beide benen op de gemeentelijke grond en met de handen uit de mouwen. Aan de slag!

Eerdere blogs over jeugdzorg en de Jeugdwet

25.02.2014: De nieuwe Jeugdwet ziet het levenslicht (lange aanloop naar 2015…)

17.04.2017: Contractering bij decentralisatie: vastlopen in bureaucratie (en matige waardering)

08.06.2017: Kinderpsychiaters luiden de noodklok: zo kan het niet verder met de jeugd-GGZ

18.12.2017: Huisarts heeft verwijsrecht binnen de Jeugdwet (moet steeds herhaald worden…)

05.02.2018: Evaluatie Jeugdwet vraagt snel om vervolgacties (trage transformatie na 3 jaar)

05.02.2018: Praktijkondersteuning huisartsenzorg is onmisbaar (o.a. jeugd-GGZ)

11.10.2018: De transformatie van de jeugdzorg: een magere tussenstand (alweer mager…)

10.11.2018: Alleen met interventies zijn problemen in achterstandswijken oplosbaar (verschillen)

07.12.2018: Maak ook bewegen en lichaamshouding van jeugd onderdeel van preventie

10.01.2019: Aanbevelingen voor betere uitvoering van Jeugdwet (aanbestedingswaanzin”)

26.01.2019: Modern functionerend wijkteam vraagt om andere randvoorwaarden (CPB/wijkteam)

12.02.2019: Financiering PO-jeugd valt onder twee wetten (Zvw: psyche en Jeugdwet: psychiatrie)

18.03.2019: Wachten op het wegwerken van wachtlijsten (zorginkoopplicht t.o.v. premiebetaler)

04.07.2019: Samenhang is ZINVOL: Zorgwetten + Inhoud + Nastreven + Voorwaarden + Organisatie + Logistiek

11.07.2019: Wordt onvrijwillige zorg straks wel vrijwillig gegeven? (hopelijk wel…, Wzd)

20.07.2019: Méér tijd voor patiënt: van incidenteel naar structureel (voor huisarts beschikbaar)

02.09.2019: Wie de toekomst koestert, zet in op jeugd (zorgelijke punten bij jeugd)

12.11.2019: Les van Jeugdwet: van decentralisatie (weer) richting recentralisatie (goede weg terug)

27.12.2019: Financiële staat: vraag/antwoord (09) (GGZ, POH-GGZ, Jeugdwet, extra werk ANW)

26.05.2020: Inzet ondersteuner integreert jeugdzorg beter (multicausale problemen, in dienst gemeente)

18.03.2021: Ook passende jeugdzorg op zoek naar passende bekostiging (Jeugdwet + VNG/IGJ)

06.04.2021: Jeugd-GGZ: het kind van de rekening (noodklok JA, sector + VNG + gedupeerden)

 

 

Vragen of opmerkingen?