In een rapport van Inspectie (IGJ) over de Jeugdwet staat de harde conclusie: (citaat):” De inspecties vinden de wijze waarop jeugdbescherming en jeugdreclassering nu wordt uitgevoerd niet acceptabel en zijn van oordeel dat door het Rijk, gemeenten en instellingen ingezette maatregelen en actieprogramma’s hier op korte termijn geen adequaat antwoord op bieden.” Kwetsbare kinderen krijgen dus niet tijdig de juiste hulp, er wordt geen urgentie gevoeld ten aanzien van een kinderbeschermingsmaatregel, er zijn personele tekorten, er is onvoldoende regie, jeugdzorginstellingen werken te vaak met een minimumvariant en berusten te veel in de bemoeienis van gemeenten. De Inspectie waarschuwt vervolgens: citaat: “In de praktijk hebben jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders wel de verantwoordelijkheid maar niet de mogelijkheid om kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd te beschermen en daadwerkelijk te helpen. Als deze kwetsbare kinderen niet op tijd passende hulp ontvangen, resulteert dat in hoge maatschappelijke kosten door het in standhouden van de intergenerationele problematiek en de kosten die verbonden zijn aan recidiverende jongeren”. Zelden heb ik de IGJ dergelijke taal horen spreken. De minister meldde eerder dit jaar nog…

Minister (14 mei 2019)

In 2015 is de zorg voor de jeugd gedecentraliseerd. Gemeenten staan dichter bij hun burgers, zijn beter in staat om een integrale aanpak van vraagstukken van een jeugdige in de context van het gezin mogelijk te maken, en gemeenten kunnen hun beleid richten op de vraagstukken van hun inwoners (differentiatie). Waar vroeger de zorg verkokerd werd aangeboden met een focus op het kind zelf, is nu het hele gezin en systeem eromheen in beeld. Dit biedt de noodzakelijke uitgangspunten om de doelen van de jeugdwet (preventie, meer maatwerk, meer integraal, meer ambulant en minder residentiële zorg en een efficiënter jeugdhulp- en jeugdbeschermingsstelsel) te halen”.

…maar de minister ziet nu ook wel, helaas na vele eerdere waarschuwingen vanuit het veld, samen met zijn collegaminister van Justitie dat écht andere maatregelen nodig zijn. De Inspectie stelt “dat de overheid op dit moment onvoldoende haar verantwoordelijkheid neemt om kinderen te beschermen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd”.

Antwoord minister (7 november 2019)

We willen:

1.     Jeugdregio’s versterken door duidelijkheid te scheppen over de inrichting en taken van jeugdregio’s

2.     Regelen op welk niveau (lokaal, regionaal, bovenregionaal) welke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming (jb) en jeugdreclassering (jr) worden georganiseerd;

3.     Dat bij inkoop van jeugdhulp, jb en jr specifieke zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen;

4.     Dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een fair tarief ontvangen voor hun diensten;

5.     Meer eenheid scheppen in de toegang tot jeugdhulp, zodat voor gezinnen en professionals helder is wat van de gemeentelijke toegang/lokale teams mag worden verwacht;

6.     De organisatie en uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering verbeteren;

7.     Onderzoeken hoe de jeugdhulpplicht beter is af te bakenen.

Wij gaan een betere ordening van jeugdhulp, jb en jr van een wettelijke grondslag voorzien. Zo weten gemeenten, jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen beter dan nu wat zij van elkaar mogen verwachten. Hiertoe gaan we de volgende aanpassingen in wet- en regelgeving voorbereiden:

–  We gaan in de Jeugdwet en de daarop gebaseerde regelgeving de taken van jeugdregio’s vastleggen én op welk schaalniveau specifieke vormen van jeugdhulp, jb en jr dienen te worden georganiseerd.

–  Ook gaan we bij wet en nadere regelgeving een aantal zorgvuldigheidseisen stellen bij de inkoop van jeugdhulp, jb en jr, zoals meerjarige contracten bij weinig voorkomende specialistische jeugdhulp.

–  Bij Amvb gaan we een aantal basiscomponenten – waaronder loon- en prijsbijstelling – vastleggen die onderdeel zijn van het tarief bij de inkoop van jeugdhulp, jb en jr. We passen de Jeugdwet aan om zo’n Amvb mogelijk te maken.

–  We overwegen een aantal nadere eisen te stellen aan de gemeentelijke toegang om de geïnventariseerde basisfuncties van lokale teams te borgen.

Hierover gaan we komende periode met betrokken partijen – gemeenten, aanbieders, cliënten, professionals – in gesprek. We willen medio 2020 een wetsvoorstel gereed hebben voor externe consultatie.

CBS: (30 april 2019)

Van alle jongeren tot 23 jaar in Nederland kregen 428 duizend jeugdzorg in 2018. Dat is bijna 1 op de 10 jongeren. Het aantal jongeren dat jeugdzorg krijgt, stijgt vanaf 2015. In dat jaar kregen 380 duizend jongeren tot 23 jaar jeugdzorg. In 2017 waren het er bijna 420 duizend, inmiddels zijn het er 428 duizend (2018). Jeugdzorg, het geheel van jeugdhulp, jeugdbescherming, en jeugdreclassering, is bedoeld voor jongeren tot 18 jaar en kan verlengd worden tot 23 jaar. Ruim 15 duizend jongeren met jeugdzorg waren 18 jaar of ouder. Nederland telde op 1 januari 2018 bijna 3,4 miljoen jongeren van 0 tot 18 jaar. Van hen ontvingen 409 duizend jongeren jeugdhulp in natura. Dat is bijna een op de acht jongeren. Tussen gemeenten bestaan grote verschillen in jeugdhulpgebruik.

Hoe erg is het?

Let wel, het rapport gaat over kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel en jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel. Voor de kinderbeschermingsmaatregel geldt dat een kinderrechter deze pas oplegt als alle mogelijkheden voor hulpverlening in het vrijwillig kader zijn uitgeput. Voor de jeugdreclasseringsmaatregel geldt dat een kinderrechter deze kan opleggen als een jongere een strafbaar feit heeft gepleegd. De problematiek van deze jongeren en hun ouders is vaak complex, waardoor deze jongeren dringend zorg en ondersteuning nodig hebben. De overheid draagt de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van deze jeugdigen, gericht op het voorkomen van recidive, de re-integratie en het borgen van de veiligheid van de jeugdige en zijn omgeving. De urgentie is groot als de kinderrechter deze maatregelen oplegt en daarom is het noodzakelijk dat een kinderbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel op integrale, deskundige wijze en zonder vertraging wordt uitgevoerd. Deze noodzakelijke hulp moet onmiddellijk kunnen starten. Het gaat nu met de maatregelen van de minister over een ‘niet vrijblijvende manier van regionaal samenwerken’. Maar de hulpverlening aan jeugd in het vrijwillige kader, veelal voorafgaand aan alle beschermingsmaatregelen, verloopt die eigenlijk wél goed?

De context van de Jeugdwet

De decentralisatie van 2015 ging gepaard met een bezuinigingsopdracht van 15 procent voor de jeugdzorgsector. Dat was de eerste blunder: reorganiseren en tegelijkertijd bezuinigen. Nieuw beleid in een jeugdzorgsector die vervolgens dreigt vast te lopen in een bureaucratisch moeras. In 2018 ging ook nog eens ongeveer 29 procent van het totale budget van 3,7 miljard op aan hoge administratieve kosten. Dat is geld dat niet aan de zorg ten goede komt. Extra personeelskosten door verzuim en tekorten alsmede administratieve lasten doet het aantal instellingen dat verlies lijdt, toenemen (Onderzoek Intrakoop, oktober 2019). Naast het probleem van jeugdzorg, zijn we inmiddels ook bekend met de problemen in met name het basisonderwijs. Dit betekent dat de kansenongelijkheid tussen jongeren toeneemt. Er dreigt een onzichtbare muur te ontstaan tussen jongeren met en zonder hulpbronnen (hier/hier). Onvoldoende jeugdzorg draagt daaraan bij.

42 regio’s jeugdzorg, maar deze zijn er al vanaf 2017

Nu stelt de minister dat er in de regio’s beter samengewerkt moet worden. Maar het was de gemeenten zelf al eerder duidelijk geworden dat een aantal deeltaken binnen het brede pakket van de jeugdzorg niet op gemeentelijk niveau met 355 gemeenten uitgevoerd kunnen worden. Dat heeft pas eind 2017 geleid tot een, door gemeenten zelf gekozen, landelijke indeling waarin alle gemeenten in Nederland deel uit maken van een regionaal samenwerkingsverband waarin de jeugdzorg wordt georganiseerd. Was ook dit niet per 2015 te voorzien gezien de complexiteit? En hoe kijken de VNG-voorstanders van de decentralisatie van toen, onder andere deze politicus (hier/hier) aan tegen dit Inspectierapport? Is de jeugdproblematiek niet onderschat en zijn de eigen bestuurlijke en zorginhoudelijke competenties niet overschat? Maar ook: komt er nog een politiek publiek debat over de ontstane situatie? En natuurlijk mogen de gemeenten zich verweren, zoals nu de VNG (hier) en het Stedennetwerk G40 (hier) dat ook doen. Interessant voor onderzoek zijn de redenen van de aangetoonde verschillen tussen gemeenten. Hoe zijn deze te verklaren?

Bij verplichtingen hoort een (transparante) kostprijs

In de Jeugdwet staat dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod jeugdzorg, tegen tarieven die een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit van de hulp garanderen. Dat is nu niet al vier jaar niet het geval. De grote financiële onzekerheid kan ‘eenvoudig’ worden opgelost door een transparante kostprijs te berekenen voor een kind wat jeugdzorg nodig heeft. Het moet ophouden met aanbestedingen en “zakken geld” zonder duidelijk oormerk. De laagdrempeligheid van de Jeugdwet heeft wel een prijs. Met decentralisatie heeft de overheid de gemeenten meteen een zorgplicht gegeven: ze moeten altijd met je in gesprek om te kijken hoe je het best geholpen kunt worden. En met deze zorgplicht heeft de overheid tegelijkertijd de kosten afgewenteld op de gemeenten. En omdat de gemeenten destijds aangaven deze klus wel te kunnen klaren, zitten zij zonder kostprijsberekening nu met de brokken. Want als mensen je makkelijker weten te vinden, dan krijg je meer vraag naar zorg en ondersteuning. De gemeentelijke inzet op preventie en ‘eropaf’ versterkt dit: als je vaker gaat, dan vind je meer. De gedachte hierachter is dat preventie erger voorkómt. Dat kan op zichzelf waar zijn, maar ook een transparante calculatie van die aanname ontbreekt. En klopt de berekening dat het beschikbare bedrag per kind in de Jeugdwet sinds 2015 met 35% is gedaald van 10.500 euro naar 6.800 euro per jaar? Ook bij deze vraag hoort de oproep te komen met een kostprijs. Niet de NZa of de VWS-huisaccountant KPMG zijn hier primair aan zet, maar de sector zelf, mogelijk met hulp van de Handreiking van Berenschot en het document ‘Bekostiging jeugd inspanningsgericht’ van de VNG zelf. Maak de prijs van jeugdhulp in het belang van 428.000 kinderen en de belastingbetaler duidelijk, inzichtelijk en publicabel!

Flexibiliteit heeft een grens

Gemeentelijke zorg wordt vaak gepresenteerd niet als recht, maar als een voorziening waarbij de gemeente denkt het laatste woord te hebben. Dat mag dan in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zo zijn (“iedereen het zijne, niet iedereen hetzelfde”), in de Jeugdwet is deze gemeentelijke opstelling te riskant. Te starten hulp na uitspraken van de kinderrechter wordt niet meteen opgevolgd, hoe bont kun je het maken. Kinderpsychiaters luiden al bijna 3 jaar de noodklok (blog/hier/hier) en ook wordt geprobeerd het werk van de huisarts te beïnvloeden (hier/hier). Het resultaat is soms ondermaatse postcodezorg, met het kind als de dupe. Als er al politieke keuzes gemaakt moeten worden, dan gaan die vaak ten koste van voorzieningen buiten het sociaal ­domein, bv. de vaak genoemde bibliotheken en zwembaden. Maar ook deze zijn belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Wederom een reden gemeentegelden te specificeren en te oormerken.

Tot slot: te leren lessen

Na de decentralisatie per 2015 (Jeugdwet) volgt er nu weer een gedeeltelijke recentralisatie. De teugels worden strakker aangetrokken door de beide ministers en dat lijkt een goede zaak. Dit betekent per saldo minder vrijheid voor de gemeente in hun 42 regio’s. Duidelijk is geworden dat onvoldoende centrale regie hier heeft geleid tot ondermaatse zorg. Bij de curatieve zorg wordt ook al jaren geroepen om decentralisatie en regionalisering. De minister liet recent weten dat in de toekomst in 31 regio’s te willen vormgeven, met als grens de grenzen van de 31 zorgkantoren (blog). Deze regionalisering wordt door bijna alle zorgbestuurders gesteund (hier/hier/hier). Zo komt alleen al in het bestuurlijk akkoord van de huisartsen (27.06.2018) het woord ‘regio’ minstens 17 keer voor. Belangrijk te leren lessen uit de decentralisatie van deze Jeugdwet: Oormerk straks de gelden, zeker die van de ziekenhuizen (blog), werk dan met transparante kostprijzen, werk met centrale spelregels ten aanzien van financiering, inkoop, toezicht, contractering, takenpakket, organisatie & infrastructuur en bestuurlijke governance. Hoe minder decentralisatie nu, hoe minder recentralisatie straks. Regionalisering met een te ruim takenpakket geeft te veel bestuurlijke drukte met daaraan vastzittende bureaucratie en administratieve lasten. En als de regiobesturen over alles moeten beslissen, net als de gemeenten nu, zijn de problemen straks te complex en is de doorlooptijd van besluitvorming navenant te lang. Professionele netwerkstructuur kan alleen per regio worden ontwikkeld, als de zorg ook op dat regionaal niveau wordt gegeven. Levert het netwerk professionele zorg in de wijk, dan werken met wijkondersteuning: bij de jeugdzorg van de Jeugdwet, bij de curatieve zorg en ook bij de zorg uit de Wet langdurige zorg. Gezamenlijk op weg met ontschotting richting een aangepast zorgstelsel.

Eerdere blogs over de jeugdzorg

06.09.2013: De GGZ-akker is omgeploegd en opnieuw ingezaaid

25.02.2014: De nieuwe Jeugdwet ziet het levenslicht

17.04.2017: Contractering bij decentralisatie: vastlopen in bureaucratie

08.06.2017: Kinderpsychiaters luiden de noodklok: zo kan het niet verder met de jeugd-GGZ

05.07.2017: Financiering POH-GGZ: koekoeksjong of zangvogel?

08.08.2017: Snelle oplossing van knelpunten in GGZ is noodzakelijk

18.12.2017: Huisarts heeft verwijsrecht binnen de Jeugdwet

05.02.2018: Evaluatie Jeugdwet vraagt snel om vervolgacties

05.02.2018: Praktijkondersteuning huisartsenzorg is onmisbaar (o.a. ggz)

27.06.2018: GGZ-perikelen met impact, ook voor de huisarts

11.10.2018: De transformatie van de jeugdzorg: een magere tussenstand

10.11.2018: Alleen met interventies zijn problemen in achterstandswijken oplosbaar

07.12.2018: Maak ook bewegen en lichaamshouding van jeugd onderdeel van preventie

10.01.2019: Aanbevelingen voor betere uitvoering van Jeugdwet

21.01.2019: Welke hulp valt er in 2019 onder de GGZ?

26.01.2019: Modern functionerend wijkteam vraagt om andere randvoorwaarden

12.02.2019: Financiering praktijkondersteuner jeugd komt uit twee stelselwetten

18.03.2019: Wachten op het wegwerken van wachtlijsten

27.04.2019: De nieuwe K van kwaliteit  

04.07.2019: Samenhang is ZINVOL: Zorgwetten + Inhoud + Nastreven + Voorwaarden + Organisatie + Logistiek

11.07.2019: Wordt onvrijwillige zorg straks wel vrijwillig gegeven?

20.07.2019: Méér tijd voor patiënt: van incidenteel naar structureel

14.08.2019: Betere GGZ: verleg zwaartepunt van poldertafel naar werkvloer

02.09.2019: Wie de toekomst koestert, zet in op jeugd