Op 1 januari 2022 zijn zowel de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) als de hiermee samenhangende wet aanpassingswet Wtza (aWtza) in werking getreden. De beide wetten kennen een 5-tal verplichtingen. Informatie over de beide wetten en de genoemde verplichtingen is ruimschoots voorhanden:

 (“de Wtza in 6 minuten”, VVAA, 18 november 2022 + Info Rijksoverheid (I) + Info Rijksoverheid (II) + Info eerstelijnsjurist I + Info eerstelijnszorgjurist II + Info Eerstelijnscoalitie 2020 + Info Eerstelijnscoalitie mei 2021+ Info Eerstelijnscoalitie juni 2021 + Brief minister aan Eerste Lijn + Brief Eerstelijnscoalitie aan NZa (2021) + Brief minister 4 november 2022 + Info LHV + LHV, 8 november 2022)

Bezwaren

De Eerstelijnscoalitie heeft dus meerdere malen bezwaar gemaakt tegen lastenverzwaring (tijd/kosten), uitvoerbaarheid en proportionaliteit van de regeling. Voorlopig met beperkt succes, waarbij wel is bereikt dat zorgaanbieders hun eerste jaarverantwoording Wmg (over boekjaar 2022) mogen uitstellen tot uiterlijk 31 december 2023. Tevens is de afspraak dat de categorie van kleine zorgaanbieders jaarlijks geen beoordelingsverklaring meer openbaar hoeft te maken en is de omzetgrens voor het aanleveren van een accountantsverklaring verhoogd naar €12 miljoen.  

Bezwaren van zorgverleners die op specifieke punten worden gedeeld door de alliantie van administratie- en accountantskantoren. Er komt nu een soort overgangsregeling, waarbij de wetten in fases volgens een zogenaamd ‘ingroeimodel’ voor 1 januari 2024 operationeel zouden moeten zijn.

Wtza-perikelen waren bij mij twee keer eerder onderwerp van een blog:

27.11.2020: Wet toetreding zorgaanbieders stelt eerste lijn onmogelijke eisen(administratie/financieel))

30.09.2021: Deze plicht van openbare verantwoording gaat veel te ver (Wtza-plichten bij Code/boek DH)

Met name bij huisartsen lees ik veel verzet tegen deze extra opgedragen taak (hier en hier)

In deze blog: aandacht voor de openbare jaarverantwoordingsplicht

Een van de verplichtingen uit de wet is de openbare jaarverantwoordingsplicht voor álle zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Daaronder valt de gehele eerstelijnszorg en dus ook de huisartsenzorg. Het genoemde motief voor dit onderzoek zou een maatschappelijke verantwoording zijn over besteding van publieke/collectieve middelen. Waarbij de Zorgautoriteit een belangrijke rol gaat spelen.

Voor de maatschap en de BV geldt dat, i.t.t. een strikte eenmanszaak i.v.m. privacy, er ook een jaarrekening openbaar zal moeten worden gemaakt, die moet voldoen aan eisen die in de Regeling Jaarverantwoording zijn vastgelegd. Naast vragenlijsten moet er, zo lees ik, ook informatie komen over een 6-tal financiële ratio’s.

Op 8 november meldt de LHV nog dat zij over de inhoudelijke invulling van de jaarverantwoordingsplicht nog in gesprek zijn en een alternatief voorstel verantwoording hebben voorgedragen.

De waarde van 6 financiële ratio’s

In deze blog wil verder ingaan op de waarde van deze 6 financiële ratio’s. Allereerst de personeelskostenratio en zorgkostenratio. En daarna de overige vier: vanuit Balans en baten/lasten-overzicht de rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en de budgetratio.

Dit zijn allen zijn verhoudingsgetallen of kengetallen die iets vertellen over de financiële situatie en ontwikkeling van een bedrijf. Met daarbij de actuele vraag van wel of niet een toegevoegde waarde bij het na te streven doel van de wet: maatschappelijke verantwoording?

Opvallend, in geen enkel document met betrekking tot de aWtza/Wmg ben ik hierover iets tegengekomen. Wel lees ik over de zoektocht naar de fraudespeld in de hooiberg van de zorg. Daarover heb ik eerder gezegd dat voor fraudebestrijding beter aansluiting kan worden gezocht bij onderzoeksjournalistiek binnen specifieke sectoren (voorbeeld). Met vooral beleidsmatig een betere handhaving nadien (hier en hier).

26.06.2018: Plaats zorgfraude in juist perspectief (ook publicitair, geen gehijg)

 

Concreet voor de jaarverantwoording betekent dit dat er geen informatie komt over kostenvergoeding van noodzakelijke huisvesting en noodzakelijke ICT. Dezelfde ICT welke door vele beleidsmakers op handen wordt gedragen als een van opties, ook in de tweede lijn, om de zorgcrisis te beheersen. En dan zonder calculatie van kosten??

***Personeelskostenratio en zorgkostenratio

Data over de ratio van personeelskosten en zorgkosten zijn nuttig, omdat het in 2023 informatie geeft over hoe de situatie in 2022 was. Maar, de hamvraag, hebben zorgverleners er op dat moment wat aan, ten aanzien van hun begroting 2024 of ten aanzien van uitwerking van gewenste agendapunten? Dan is dit focus veel te beperkt.

De aanpak van de jaarverantwoording roept herinneringen op aan de door de Zorgautoriteit gehanteerde systematiek van praktijkkostenonderzoeken. Ook de NZa beroept zich op gegevens van het verleden om vervolgens voor de nabije toekomst uitspraken te doen over tariefonderbouwing. In een van mijn laatste blogs zei ik er dit over.

Citaat uit blog (blog, 8 november 2022)

Citaat: “In het IZA staat verder dat “per 2025 de NZa nieuwe maximumtarieven vast zal stellen op basis van een praktijkkostenonderzoek (PKO, 2015)”. Mijn PKO-standpunt met “20 kanttekeningen” is bekend (blog). In essentie is de kritiek op het PKO dat niet, ook nog te laat, achterom moet worden gekeken wat de gedeclareerde kosten zijn. Maar dat de toezichthouder en de beroepsgroep met hun bestuurders op tijd vóóruit moeten kijken wat de verwachte kosten zullen zijn van noodzakelijke toekomstbestendige huisartsenzorg.”

Daarnaast, stel dat 2022 nu (weer) als referentiejaar wordt gekozen, dan wordt de tariefkloof ten opzichte van het laatste onderzochte jaar 7 jaar is. Wordt vervolgens 2025 het eerste jaar met implementatie van het nieuwe maximumtarief (mededeling in IZA), dan loopt ook de nieuwe kloof alweer op tot 3 jaar. Het wordt tijd dat huisartsen (LHV-VPH/NHG!) deze verouderde en verkokerde systematiek van kostenberekening eens achter zich laten.

Dit betekent dat voor 2023 (Tariefbeschikking 2023) nog steeds gebruik gemaakt wordt van gegevens van 8 jaar geleden. Met deze kengetallen en de hierbij nu door mij berekende ratio’s in kolom 3 en 4.

Huisartsenzorg beleidsregelbedragen tarieven 2023 voorcalculatorisch niveau VC

Normpraktijk (2095)

      VC 2023 (€)

Kosten – inkomen

Kosten

Arbeidskostenbestanddeel

161.350,67 (a)

       41,1%

 

Personeelskosten

143.489,75 (b)

 

 62,0%

Overige kosten

  87.893,71 (c)

 

 38,0%

Praktijkkostenbestanddeel

231.383,45 (d = b+c)

       58,9%

 100%

Totaal vergoeding

392.734,12 (e = d+a)

       100%

 

Welk nut hebben nu deze ratio’s in bovenstaande tabel? Welk nut hebben deze ratio’s in een gehanteerd budgetsysteem met al vaststaande budgetten (IZA, onderdeel K)?

Wat zegt de LHV (De Dokter 6/2022, pg. 21, 18 november 2022): “De huidige tarieven zijn gebaseerd op een kostenonderzoek over het jaar 2015. Daar zit zo’n enorm gat tussen dat wij de NZa hebben gevraagd om alvast een tussenstap te maken. De kosten voor bijvoorbeeld huisvesting, ICT en personeel zijn in die tussenliggende jaren meer toegenomen dan de indexering compenseert. Het is niet redelijk om tot 2025 te wachten op de nieuwe onderbouwing van tarieven. De NZa heeft die tussentijdse stap echter niet willen zetten(einde citaat).”

De LHV noemt hier ook expliciet de kosten van huisvesting en ICT, waarbij juist deze 2 kostenposten bij de NZa verstopt zitten in de post ”overige kosten.” En straks bij de jaarverantwoording in de “zorgkostenratio”? Concreet voor de jaarverantwoording betekent dit dat er geen informatie komt over kostenvergoeding van noodzakelijke huisvesting en noodzakelijke ICT. Dezelfde ICT welke door vele beleidsmakers op handen wordt gedragen als een van opties, ook in de tweede lijn (bespreekpunt 5), om de zorgcrisis te beheersen. En dan zonder calculatie van kosten??

29.06.2019: Reactie op: “(G)een huis voor de huisarts” (vergoeding vastgoed/huisvesting)

02.05.2020: Vergoeding huisvestingskosten in zorgtarieven eerste lijn is te laag (als deelkostenpost)

01.02.2022: Ruimtegebrek bij huisartspraktijken is opnieuw een actueel thema (Newcom enquête)

En

13.02.2021: De juiste ICT op de juiste plek: wie durft de kosten te berekenen? (digitale transitie)

Naast de ICT-mogelijkheden wordt binnen het Integrale Zorgakkoord gesproken over juist een versterking van de eerstelijns zorg (bespreekpunt 6).

Eenieder mag bij de aWtza/Wmg naar eigen inzicht het begrip “maatschappelijk verantwoording” uitleggen. Mijn uitleg hierbij is de aanwezigheid voor elke burger van een sterke eerste lijn met daarbij voor een transparant inzicht in de prijs van de beschikbaarheid 24/7 van noodzakelijk en toekomstbestendig goede zorg. Met geen blik op de achteruitkijkspiegel (Wtza/PKO), maar kijkend door de voorruit naar 2030 en 2040 wat daarvoor nu en straks nodig is.

***Balans, rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en de budgetratio

Voor uitleg wat deze financiële ratio’s inhouden, verwijs ik naar elders (bv: hier en hier). Allemaal te berekenen vanuit de jaarrekening en de Balans. Natuurlijk kun je zelf aan deze getallen zien of je eigen onderneming financieel in een stijgende of dalende lijn zit. Immers bij een momentopname van de Balans zie je op de debetzijde de bezittingen (activa) en aan de creditkant hoe dit is gefinancierd met Eigen en/of Vreemd Vermogen. Maar welke conclusies kun je hier nu voor een beroepsgroep aan verbinden bij vele kleinschalig werkende zorgaanbieders?

Maar mijn grootste bezwaar is het feit dat de eigen privésituatie te sterk interfereert in deze Balansgegevens om bij Wtza-publicatie vervolgens te claimen dat dit bijdraagt aan maatschappelijke verantwoording. Ik noem een sterker eigen vermogen op basis van erfrecht, winnen Staatslot, rijke fiscale partner, winst uit een tweede inkomstenbron etc.

Een derde bezwaar is het feit dat bv. voor de huisartsenzorg dezelfde Zorgautoriteit eigenhandig al voor 77% van de jaaromzet (kosten/inkomen) de tarieven bepaalt/oplegt en ook al 3x eerder een energieverslindend PKO heeft gehouden. De informatieopbrengst van alle ratio’s worden te veel bepaald door deze PKO-insteek van de NZa en te weinig door de noodzaak en realiteit van de werkvloer.

De verhouding tussen Eigen en Vreemd Vermogen kan verder een rol spelen of de kapitaalafhankelijke schaalgrootte van zorg (kleinschalig/maatschap versus grootschalig/keten) de koers zal gaan bepalen. Anders gezegd: heeft een jonge huisarts zonder startkapitaal dezelfde kans een praktijk te starten als een ketenpartij met (al) kapitaal?

Eind oktober 2022 heb ik hierover ter beoordeling een melding geplaatst bij de Autoriteit Consumenten Markt.

19.03.2020: Maak het praktijkhouderschap huisarts aantrekkelijker (aantal, bekostiging, spreiding)

05.11.2020: Bij huisartsenzorg blijkt eigenaarschap praktijk van secundair belang (Quin ACM NZa)

07.09.2021: Bij huisartsenzorg (b)lijkt eigenaarschap van secundair belang (2) (fout: van primair belang)

Conclusie

Mijn laatste blog over de Wtza werd afgesloten met de zin: wat wordt het antwoord van de eerstelijnscoalitie? Meedoen of boycotten? Dat is/blijft aan hen die deze coalitie vertegenwoordigen.

Deze blog is geen schotschrift richting de hele Wtza. Maar het is een poging uit te leggen als “maatschappelijke verantwoording” van zorggelden het doel van de wet is, eenieder (dan) bij de jaarverantwoordingsplicht anders moet insteken.

Met andere onderzoeksdata. Méér richting de toekomst, minder richting het verleden. Méér bij “wat-nodig-is”, minder “hoe-het-nu-is”.

Nu lijkt het motto: leuker kunnen we het niet maken, wel moeilijker.

 

 

Vragen of opmerkingen?