Samen met 11 andere eerstelijnspartijen maakt de landelijke huisartsenvereniging (LHV) zich grote zorgen over de impact van de nieuwe ‘Regeling jaarverantwoording WMG’. Kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders zoals bijvoorbeeld huisartsenpraktijken worden, zo stelt de LHV, met deze wetsregeling geconfronteerd met een onacceptabele lastenverzwaring, zowel administratief als financieel. De wet regelt het toezicht op zorgaanbieders en aan welke eisen zij moeten voldoen om zorg te mogen verlenen.

Deze nieuwe eisen vloeien voort uit brede wetgeving gericht op het bestrijden van fraude en versterken van toezicht. In de eerder aangenomen Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) zijn verplichtingen opgenomen, zoals een meldplicht, vergunningsplicht en de wet bevat eisen aan de bestuursstructuur met een regeling rondom de openbare jaarverantwoording.

Deze blog gaat in op het standpunt van partijen dat hier sprake is van een buitenproportionele lastenverzwaring en kostenverhoging.

Deze Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza)

De Tweede en Eerste Kamer hebben dit jaar respectievelijk in februari en juli de wetsvoorstellen voor de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet toetreding zorgaanbieders (Awtza) goedgekeurd. Het eerste bericht hierover dateerde al van 2017. De verwachte invoering is nu 1 juli 2021.

Mijn eerdere blog over deze Wtza

11.03.2019: Voorwaarden toetreding zorgaanbieder: van denken naar doen (Wtzi naar Wtza)

Wat zijn nu feitelijk de bezwaren?

Bestrijden van fraude en versterken van toezicht op besteding van publiek geld is in elke sector noodzaak, niet alleen in de zorg. De eerstelijnspartijen stellen dat fraude bij hen nauwelijks voorkomt en dat het dan ook disproportioneel is om een hele sector daarvoor aanvullende informatie te laten verstrekken.

Daarnaast zou de regeling, volgens de LHV, ook onuitvoerbaar zijn voor zorgverleners én accountants. Accountants kunnen op basis van de in de wet gestelde verplichtingen namelijk geen goedkeurende verklaring afgeven, omdat binnen de eerstelijnszorg de noodzakelijke organisatiestructuur, met scheiding van functies, ontbreekt.

De gevormde eerstelijnscoalitie denkt dan ook dat de wetgeving met name voor grote instellingen is opgesteld. Verder stellen zij dat de administratieve lasten toch al stapelen en dat hier het ministerie zich onvoldoende bewust is van de impact die de regeling heeft op juist de vele kleinschalige zorgaanbieders

Naast een reactie via internetconsultatie, heeft de eerstelijnscoalitie een brief gestuurd naar de Regiegroep (Ont)Regel de Zorg, worden Tweede Kamerleden benaderd en heeft de minister deze week een brief (26 november 2020) ontvangen. Met het verzoek samen een nieuwe regeling op te stellen.

Citaten uit deze brief van de 11 eerstelijns organisaties (Brief, 26 november 2020)

Citaten: “tot de conclusie dat verplichtingen die uit de regeling jaarverantwoording voorvloeien de volgende zijn:

·      Een jaarrekening op basis van een voorgeschreven model

·      Een accountantsverklaring voor alle zorgaanbieders

·      Een vragenlijst over de financiële bedrijfsvoering

·      Een ‘bestuursverslag’

Het in de regeling gemaakte onderscheid tussen kleine (omzet tot € 6 miljoen, minder dan 50 werknemers) en grote zorgaanbieders (omzet tot € 20 miljoen, minder dan 250 werknemers) sluit echter niet aan bij de kleinschalige eerstelijns zorgaanbieder waarbij de praktijkhouder in de meeste gevallen zelf ook zorgverlener is.

Aangezien de jaarrekening in de eerste lijn in de meeste gevallen wordt opgemaakt op fiscale grondslagen, zorgt de regeling voor een enorme verhoging van de administratieve lasten. Wij pleiten er dan ook voor aan te sluiten bij de in de praktijk gangbare wijze van jaarverantwoording.

Voor alle zorgaanbieders (inclusief zzp’ers die werken vanuit een rechtspersoon) geldt dat een controleverklaring (de zwaarste vorm van een accountantsverklaring) onderdeel uitmaakt van de verplichtingen. Twee grote accountantskantoren in de eerstelijnszorg, hebben ons laten weten dat het bij zeker 75% van alle eerstelijnszorgaanbieders, door het ontbreken van een managementlaag, praktische gezien niet mogelijk is om een complete accountantscontrole uit te voeren die resulteert in een goedkeurende verklaring.

(Over de vragenlijst). De informatie over de bedrijfsvoering levert in combinatie met de financiële informatie (na verloop van tijd) diepgaand inzicht in de financiële en organisatiestructuur van zorgaanbieders in een sector, die vergelijkbaar is met de informatie die is verzameld met het kostenonderzoek. Nu deze informatie openbaar zal worden gemaakt, vergroot dit macht van zorgverzekeraars en commerciële partijen. Op dit moment is er wat ons betreft al geen sprake van een gelijkwaardige onderhandelingspositie van kleinschalige zorgaanbieders tegenover grote instituties. Als gevolg van deze nieuwe informatie komen kleinschalige zorgaanbieders nog nadrukkelijker met hun rug tegen de muur te staan. Van een vrije markt is absoluut geen sprake meer.

(Over privacy bij gevraagde financiële verantwoording). Het verbaast ons zeer dat de Autoriteit Persoonsgegevens geen opmerkingen hierbij heeft geplaatst mede gezien vanuit het feit dat kleine rechtspersonen op dit moment alleen een vereenvoudigde balans dienen te publiceren om te voorkomen dat je het inkomen kan zien. Deze zorg specifieke regeling gaat dus veel verder dan regelgeving voor kleine rechtspersonen terwijl het ministerie van VWS aangeeft aan te willen sluiten bij bestaande regelgeving. Het is disproportioneel om een hele sector aanvullende informatie te laten verstrekken met het oog op fraudebestrijding, terwijl onderzoek laat zien dat fraude in de eerste lijn nauwelijks voorkomt. Voor fraudebestrijding kunnen toezichthouders op basis van signalen risicogericht informatie uitvragen bij een select deel van de aanbieders.

De administratieve lasten en hoge kosten die de verplichtingen uit deze ministeriële regeling voor kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders met zich meebrengen, staan niet in verhouding tot de tijd die kleinschalige zorgaanbieders hebben voor patiëntenzorg. Dit gaat ten koste van de steeds beperkter wordende tijd voor patiëntenzorg, kwaliteit en veiligheid van zorg. De administratieve lastendruk ligt voor de eerstelijn jaarlijks op meer dan €100 miljoen in plaats van de gestelde €21,5 miljoen.

Met deze ministeriële regeling wordt niet vastgehouden aan het streven de administratieve lasten en kosten voor kleinschalige zorgaanbieders zo minimaal mogelijk te houden. De kleine(re) praktijken zijn het fundament van de eerstelijnszorg en wij vrezen dat de toenemende regeldruk de tekorten in de eerstelijnszorg sterk zullen laten stijgen.

Constaterende dat de modelregeling in deze vorm buitenproportionele lastenverzwaring en kostenverhoging met zich meebrengt voor kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders en dat accountants hebben aangegeven dat de huidige regeling praktisch onuitvoerbaar is, dringen wij erop aan om de huidige regeling in te trekken en samen met de betrokken veldpartijen een nieuwe werkbare regeling op te stellen. Een regeling die zowel toezicht houdt op de juiste besteding van publiek geld als daadwerkelijk uitvoerbaar is voor kleinschalige zorgaanbieders. Wij werken hier als vertegenwoordigers van eerstelijnszorgaanbieders graag aan mee.” (Einde citaten)

Beschouwing

De Wtza kan zeker een nuttige wet zijn daar waar extra financiële controle/toezicht nodig is. Daar hebben we toezichthouders en een Rekenkamer voor.

Wie voor de noodzaak van publiek toezicht oog wil hebben voor dubieuze zaken moet eens de onderzoekdossiers van Follow the money met de titels “zorgcowboys” en/of “jeugdzorg in het rood” volgen.

Of incidentele berichten de laatste maanden bij Binnenlands Bestuur (17 oktober 2020), Trouw (5 oktober 2020). Of het bericht van jeugdzorg Nederland (oktober 2020) dat kleine nieuwe aanbieders gemiddeld hoge winstpercentages realiseren, terwijl de grote systeempartijen nog net het hoofd boven water kunnen houden of zelfs verlies maken.

In deze beschouwing kan ik geen feedback geven op de situatie in andere sectoren in de eerste lijn, maar als voormalig huisarts wel op de huisartsenzorg.

De huisartsenzorg beschouwd

Eerlijk gezegd ken ik in de zorg geen sector waar de financiële huishouding voor eenieder zo open en bloot is te beschouwen als de huisartsenzorg. Het Rijksjaarverslag, de Rijksbegroting, de macrobeheersinstrumenten, de declaratiegegevens bij Vektis, publiek zicht op deze gegevens voor eenieder in de Zorgcijfersdatabank van Zorginstituut Nederland, de financiële paragraaf uit het bestuurlijk akkoord, spelregels en uitvoering van materiele controles, mijn laatste financiële staat (29 november 2019) etc.

Daarnaast het gegeven dat er sinds het ontstaan van de Zorgverzekeringswet al drie keer via de toezichthouder (=overheid) een praktijkkostenonderzoek heeft plaatsgevonden met daarbij een inventarisatie van exploitatiegegevens van gemaakte kosten en het praktijkinkomen. Helaas zonder invloed van de factor arbeidstijd op de tariefaanpassing nadien en ook zonder meer verkregen inzicht in kennis van juist die kosten passend bij noodzakelijke huisartsenzorg (blog).

Maar wel controle op het inkomen. Een inkomen van de huisarts wat voor een groot deel is gekoppeld aan de ambtenaren-cao en is gemaximeerd. En met naast dit genormeerde inkomen nog een ANW-inkomen, waarvan het huidige ANW-uurtarief overigens nooit is onderbouwd. Uit het laatste kostenonderzoek, over het jaar 2015, bleek dat van 77% van de omzet, dus kosten en inkomen, de toezichthouder namens de overheid nu al zelf het tarief vaststelt.

Bij de formele vrije prijsvorming van de overige 23% van de zorg kan de controller van de zorgverzekeraar uit de jaarrekeningen en de Balans van Zorggroepen precies opmaken hoe het is gesteld met de winst, de verhouding eigen en vreemd vermogen, de liquiditeit, de rentabiliteit en de solvabiliteit. Om vervolgens het “vrije” tarief van geleverde zorg voor het komend jaar daarop af te stemmen.

En voor wie uiteindelijk tóch nog wil controleren of de huisarts niet te veel of te weinig verdient, kan altijd nog terecht bij de met accountantsverslagen verzamelde sectorgegevens van het zelfstandig bestuursorgaan, zijnde het Centraal Bureau voor de Statistiek (hier en hier).

Eindconclusie: een nagenoeg 100% door de overheid top-down geregelde en gecontroleerde tariefstructuur. Nog meer financieel toezicht op exploitatie is echt niet nodig.

Conclusie bij verzoek om meer toezicht op financieel gebied

Controle op besteding van premiegeld in brede zin is in principe ook geen enkel probleem, al is een onsje meer vertrouwen niet verboden. Het belangrijkste bij toezicht op de huisartsensector is niet zozeer meer fraudebestrijding (blog) maar meer toezicht dat eerder gemaakte afspraken, om voor burgers huisartsenzorg uit het basispakket van verzekerde zorg te borgen, ook worden nagekomen.

Hierbij refereer ik allereerst aan de inhoud van het onderhandelaarsakkoord  (27 juni 2018) én daarna aan daadwerkelijke uitvoering van de tussen minister en LHV afgesproken maatregelen, een 10-puntenplan in hun “Plan van aanpak” (17 april 2019).

Maar ik refereer hierbij ook aan de Monitor contractering huisartsenzorg (24 maart 2020), de Hartenkreet (28 oktober 2019) en de brief “Het Zorghuis wankelt” (15 juni 2020).

Alle drie geschreven de afspraak met het 10-puntenplan.

Toezichthouders, de vraag is dan ook: hoe is de stand van zaken nu met elk van deze 10 punten, inmiddels 1,5 jaar later?

Slotwoord minister (Bron: LHV)

Update 26-11-2020: Het ministerie van VWS heeft inmiddels contact gezocht om een afspraak te maken met de LHV en de KNMT, die alle betrokken partijen zullen vertegenwoordigen. Ook minister Tamara van Ark (Medische Zorg) heeft al via de media laten weten snel met de koepelorganisaties in gesprek te gaan over de wet. „Ik vind de balans tussen enerzijds voldoende verantwoording – om te voorkomen dat geld dat voor de zorg is bedoeld daar niet terechtkomt – en anderzijds zo min mogelijk administratieve lasten heel belangrijk”, aldus de minister.

Misschien kan zelfs een andere invulling van een wet met regels bij toetreding wel helpen de eerstelijnszorg (lokaal, wijk, regionaal) méér te borgen. Van bedreiging naar kans heet dat in jargon.

Wordt dus vervolgd!