Vanwege kostenbesparing gaat het ministerie per 1 januari 2023 via herberekening van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) lagere vergoedingen voor medicijnen van het basispakket vaststellen. Extramurale geneesmiddelen, verkrijgbaar via de apotheek, komen alleen voor vergoeding uit het basispakket in aanmerking als dit middel is opgenomen in het GVS (Zorginstituut).

De herberekening, die wordt verkocht als “modernisering”, moet structureel €140 mln. opleveren. Eerdere blogs over deze herberekening van het GVS:

06.01.2021: Modernisering GVS levert zeker wat op, vooral misère (wisselen, misbruik MN R/)

15.06.2022: Het nieuwe GVS: wie betaalt, bepaalt! Of toch niet? (Bezwaarbrieven + eigen Leidraad)

Voorschrijvende (huis)artsen hebben meerdere malen, eerder samen met anderen, nu wederom hun bezwaren (LHV/NHG, juli 2022) tegen de regeling geuit.

Deze blog gaat (ook wederom) over de verwachte onrust bij deze maatregel.

Consequenties voor patiënten

Hoewel de prijzen voor geneesmiddelen in NL relatief laag zijn, kan het zijn dat 11-12 miljoen landgenoten met de regeling te maken krijgen. Een deel ervan zal meer moeten bijbetalen voor noodzakelijke geneesmiddelen, een mogelijke zware last voor veel chronische patiënten, een groep van 3 miljoen landgenoten, die het meestal toch al niet breed hebben. Deze bijbetaling is voor eigen betalingen binnen de Zorgverzekeringswet gemaximeerd tot €250,- per jaar. Maar naast het verplichte eigen risico van €385,- per jaar en de huidige trend van inflatie, oplopende energie- en voedselkosten, is dit risicovol.

Medicijnverandering kan veel frustraties opleveren, zo weten we nog van de GVS-invoering in 1998. De minister hoopt dat fabrikanten van de clustermedicijnen hun prijs nog verder verlagen, maar dat is allerminst zeker. Evengoed is voorstelbaar dat geneesmiddelen met lage omzet van de markt worden gehaald en zo een bijdrage levert aan verdere tekorten.   

Consequenties voor artsen en apothekers

De invoering per 2023 kan betekenen dat artsen en apotheken per 2023 te maken krijgen met 3 miljoen medicijnwisselingen. Dit houdt dus ook in 3 miljoen huisartseninterventies, baliegesprekken in apotheek en 3 miljoen nieuwe recepten voor het alternatief. Het kan zijn dat, om bijbetaling door patiënten te voorkomen, de huisarts in een aantal gevallen gedwongen moet/zal afwijken van hun eigen NHG-richtlijnen. Zoals bekend geeft wisselen van geneesmiddelen veel onrust met het risico op medicatiefouten.

De beroepsorganisaties hebben nog dit jaar zelf al een leidraad opgesteld bij het moeten wisselen van medicijnen: Leidraad Verantwoord Wisselen (25 maart 2022). Deze leidraad gaat over verantwoord wisselen tussen geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, sterkte, toedieningsvorm en afgiftepatroon. Wisselen is soms nodig, maar de financieel gedreven motieven van het GVS bij het switchen van geneesmiddelen kan niet alleen conflicteren met de medisch inhoudelijk tot stand gekomen leidraad, maar ook met de beroepsmoraal: wie bepaalt in NL welk medicijn er wordt voorgeschreven/afgeleverd, de arts i.s.m. apotheker óf een ambtenaar als toezichthouder? Wat is dan nog de waarde van de Leidraad?

Is het wel/niet invoeren van een herberekening van de vergoedingslimiet van het GVS ook onderwerp van gesprek bij de lopende IZA-besprekingen? Is er budget geregeld voor de extra werklast per 2023 voor artsenpraktijken en apotheken? Wat denkt u?

Consequenties voor minister

De structurele besparing van 140 miljoen euro kan alleen worden gehaald als desbetreffende fabrikanten bereid zijn hun prijzen te verlagen. Dat betekent hun prijzen verlagen om tot de prijs van de laagste variant uit het cluster te komen. De omvang van deze bereidheid van fabrikanten zal ook gaan bepalen hoeveel patiënten welk bedrag moeten gaan bijbetalen (FD, 25 juli 2022). De vergoedingslimiet wordt vastgesteld door het Zorginstituut en de zorgverzekeraar vergoedt de apotheek voor dit extramurale geneesmiddel tot aan deze limiet. Kost een middel meer, dan moet de patiënt bijbetalen.

De hamvraag is wat fabrikanten gaan doen (voorspelling). Gaat de prijs omlaag in overeenstemming met de wens van de minister óf wordt door de fabrikant een streep gezet door een niet meer rendabele registratie? Als een middel niet meer leverbaar is, lopen tekorten op (blog), juist door het opnieuw vaststellen van vergoedingslimieten. De bal ligt dus op het bord van de fabrikant, niet een fijne afhankelijkheidspositie voor een minister. Het resultaat staat of valt met het prijsgedrag van de leveranciers.

Naar ik begrijp is er al in NL een laag prijsniveau in de groep van wat oudere, niet meer door octrooien beschermde geneesmiddelen. En juist déze middelen zouden het doelwit zijn van de GVS-maatregel. Binnen het marktsegment van nog gepatenteerde geneesmiddelen wordt niet verwacht dat de prijs zal gaan dalen.

Opvallend is dat er voor één en hetzelfde innovatieve (en dus dure) middel in de verschillende EU-lidstaten nauwelijks prijsverschillen bestaan. Dat betekent dat het lage prijsniveau in Nederland volledig op het conto komt van de grote groep wat oudere, niet meer door octrooien beschermde middelen. Dat zijn nu net de middelen die per 2023 het doelwit zijn van de GVS-maatregel. En deze maatregel heeft dus geen of beperkte invloed op de prijs van juist de nieuwe, (wel) hoog geprijsde geneesmiddelen. Zijn we nu met de GVS-herberekening aan het krabben op een kostenplek waar het niet jeukt (hier)??

Gezien de consequenties voor patiënten, artsen en apothekers neemt de minister wel een risico (FD, 3 augustus 2022). De minister rechtvaardigt zijn opstelling met de opmerking dat de vergoedingslimieten binnen de clusters in 1999 voor het laatst zijn herijkt.

     

 

Wisselen is soms nodig, maar de financieel gedreven motieven van het GVS bij het switchen van geneesmiddelen kan niet alleen conflicteren met de medisch inhoudelijk tot stand gekomen leidraad, maar ook met de beroepsmoraal: wie bepaalt in NL welk medicijn er wordt voorgeschreven/afgeleverd, de arts i.s.m. apotheker óf een ambtenaar als toezichthouder?

 

Wat dan wel?

Allereerst is er al de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) die maximumprijzen vaststelt aan de hand van de gemiddelde prijs van een medicijn in vier referentielanden (België, Frankrijk, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk). Deze wet geldt voor zowel geneesmiddelen die door het ziekenhuis worden verstrekt als voor medicijnen via de apotheek.

Wetend dat Europees gezien Nederland een lage-prijzenland is (hier en hier, 4 augustus 2022), met per inwoner verzekerde kosten voor geneesmiddelen die onder het Europees gemiddelde liggen én wetend dat Nederlandse artsen al zuinig voorschrijven, roept de vraag op of überhaupt vermeende voordelen van een GVS en/of preferentiebeleid opwegen tegen de hierboven genoemde nadelen (blog). Míjn keus zou het niet zijn.

Recent onderzoek naar financiering van geneesmiddelenonderzoek (VWS, 22 juni 2022) laat daarnaast zien dat overheden en non-profitorganisaties samen goed zijn voor een kwart van de financiering van alle geneesmiddelenonderzoek wereldwijd. Grote biofarmabedrijven financieren ongeveer twee derde, venture capitalfondsen investeren de resterende 10%. Zolang de overheid vervolgens zelf, al dan niet in Europeesverband, weigerachtig (blog/blog) is transparant onderzoek naar de farmaciesector met uitsplitsing van hun omzetcijfers naar winst en kosten (R&D en levering), toegespitst op onderscheid tussen intramurale en extramurale middelen, kunnen amper conclusies worden getrokken of verdere prijsregulatie, bv. ter compensatie van eerder gedane overheidsinvesteringen, rechtmatig is. 

Als dan ook nog de extra hinder voor patiënten, artsen en apothekers, veroorzaakt door deze herberekening van de vergoedingslimieten vanaf 2023, door dit kabinet niet gekapitaliseerd zijn of worden (IZA!), is er een derde reden af te zien van de regeling. Bezint eer ge begint (hier).

Tot slot, als vierde punt, de uitgaven aan extramurale geneesmiddelen zijn in 2021 al met 2,4% gedááld naar 4,83 miljard euro (bron). De uitgaven aan intramurale geneesmiddelen zijn gestegen met 8,4% naar 2,71 miljard euro (zie ook hier). Ofwel, wélk geneesmiddelendossier heeft dan de meeste prioriteit?

Eerdere blogs over geneesmiddelen

18.08.2017: Prijsaanpak dure geneesmiddelen blijkt complexe zaak (weesgeneesmiddelen Ned.)

05.09.2018: Preferentiebeleid: van kostenbeheersing tot perversiteit (te ver doorgeschoten)

24.09.2018: Inzicht geven in prijs medicijn is taak van overheid (discutabele prijsstelling medicijn)

13.10.2018: Wouter Bos: Stop met wegduiken voor pijnlijke keuzes in de zorg (wegkijken als beleid)

18.01.2019: Prijs weesgeneesmiddelen: van verontwaardiging naar aanpak (afleggen verantwoording)

08.04.2019: Stijging gebruik opioïden vraagt een multidimensionale aanpak (“een stille opioïde-epidemie”)

01.02.2020: Ook de politiek aan zet bij gedragscode geneesmiddelenindustrie (code VIG over prijzen)

04.04.2020: Verhoogde urgentie aanpak tekorten geneesmiddelen (altijd al, zeker nu in coronatijd)

15.05.2020: Zuinigheid die wijsheid koopman bedriegt en zorg bedreigt (beleid medicijninkoop)

06.01.2021: Modernisering GVS levert zeker wat op, vooral misère (wisselen, misbruik MN R/)

22.10.2021: Dure geneesmiddelen: van markt naar controle (intramuraal, wees, kosteneffectiviteit)

04.02.2022: Nieuwe aanpak moet geneesmiddelentekorten voorkomen (ijzeren voorraad/EMA)

13.03.2022: Reflectie op speerpunten zorgkoers kabinet Rutte IV (1) (dure medicijn = speerpunt 4)

15.06.2022: Het nieuwe GVS: wie betaalt, bepaalt! Of toch niet? (Bezwaarbrieven + eigen Leidraad)

 

Vragen of opmerkingen?