Recent stuurde een huisarts de minister een brandbrief (brief, 9 mei 2023) en startte een petitie (hier) met als doel dat de verantwoordelijk minister de sinds 2022 van kracht zijnde Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) herziet en huisartsen vrijstelt van deze wetsverplichtingen. In de brief worden door de huisarts daarvoor vijf argumenten gegeven:

  1. Verbetering van zorgkwaliteit is al jaren agendapunt van huisartsenbeleid, daar voegt deze Wtza voor huisartsen niets aan toe. De wet wordt ervaren als “ongekend wantouwen”.
  2. De Inspectie (IGJ) gaat toezicht houden op uitvoering Wtza, maar dezelfde IGJ zit als toehoorder (pg.16) reeds in het college van de NPA (NHG-Praktijkaccreditering).
  3. Het ministerie streeft (hier/hier/hier) naar minder administratieve lasten voor zorgverleners (o.a. IZA, onderdeel H, 16 september 2022), maar deze wet heeft het tegenovergesteld effect (hier). Zeker voor huisartsengroepen die ook verplicht zijn een Raad van Toezicht en een cliëntenraad aan te stellen.
  4. Daarnaast ontbreekt een passende vergoeding voor het organiseren (hier), ook ten aanzien van beloning voor de (gevonden?) leden van deze beide raden.
  5. Introductie van deze wet gaat om deze redenen startende huisartsen niet helpen een praktijk over te nemen.

Vijf heldere motieven om voor huisartsen specifieke wetsverplichtingen niet in te voeren (NB: AM: de links bij deze motieven zijn door mij toegevoegd…)

Wetskennis Wtza

Nu is er al zoveel geschreven over deze complexe en dubieuze wet, dat is bv. hier allemaal na te lezen: hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier + hier. Alleen de bestudering van wetsregels en handleidingen, laat staan het overzicht op consequenties en uitvoering, kost al (te) veel tijd.

De Wtza voor huisartsen was al eerder een onderwerp in mijn blogs

21.02.2018: Met een meld- en vergunningplicht wordt huisartsenzorg niet beter (toetreding)

30.09.2021: Deze plicht van openbare verantwoording gaat veel te ver (Wtza-plichten bij Code/boek DH)

21.11.2022: Jaarverantwoordingsplicht Wtza geeft op cruciale vragen geen antwoord (ist -soll)

Het verzamelen van kostendata (blog) op basis van declaraties en/of accountantsrapporten in de jaarverantwoording Wtza draagt op geen enkele wijze bij aan een toekomstbestendige bekostiging en moderne bedrijfsvoering van noodzakelijke zorg. Dat is op dit moment ook actueel nu de beroepsgroep voor de vierde keer in de startblokken staat voor een praktijkkostenonderzoek over boekjaar 2022 (blog/blog/blog/blog/blog/blog).

Eerstelijnsorganisatie versus ministerie

Naast de financiële jaarverantwoording (blog) bestaat deze ook uit een niet-financieel onderdeel. Dat betreft een vragenlijst over de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder, deels openbaar (hier), deels niet. De vragenlijst gaat over onder ander governance, personeelsbestand en over uitbesteding en onderaannemerschap.

Hoewel de eerstelijnsorganisaties hebben geprotesteerd tegen de jaarverantwoordingsplicht, houdt de minister voet bij stuk (zie Kamerbrief onder). Citaat LHV (2 februari 2023): “Na ons meest recente overleg met VWS en de NZa moeten we concluderen dat we van mening blijven verschillen van de negatieve gevolgen die de jaarverantwoording heeft en dat we nu niet tot elkaar komen. VWS biedt helaas geen ruimte voor beperking van de verplichting voor de eerstelijnszorg. Dat is niet alleen frustrerend, maar ook verschrikkelijk zonde van de kostbare tijd voor de patiëntenzorg van al die zorgverleners in de eerste lijn (einde citaat).”  

 

Als de Wtza direct bijdraagt aan afname van opleidingsmogelijkheden voor aanstaande zorgmedewerkers, werkt de wet contraproductief richting het IZA-perspectief van toekomstbestendige en passende zorg”

 

Citaten uit Kamerbrief minister over jaarverantwoording eerste lijn (Kamerbrief, 23 december 2022)

Citaten: “In het bestuurlijke overleg over de jaarverantwoording is afgesproken dat we gezamenlijk een stap voorwaarts maken met als uitgangspunt dat het afleggen van maatschappelijke verantwoording erbij hoort, ook voor de eerstelijnspartijen. Onderdeel van deze afspraken is dat we aanvullend op eerdere onderzoeken toetsen of de uitvoering van de huidige regeling proportioneel is. Naar verwachting zijn deze resultaten begin 2023 beschikbaar. Ik zal uw Kamer, na het overleg met de Eerstelijnscoalitie, over de uitkomsten zo spoedig mogelijk berichten. In mijn brief van 7 juni 2021 heb ik toegezegd een commissie in te richten die vanaf het najaar 2023 de ervaringen van alle betrokken partijen zal bespreken en mij adviseert welke verbeteringen kunnen worden aangebracht. Ik wil deze commissie in de eerste helft van 2023 samenstellen zodat deze in de tweede helft van 2023 aan de slag kan. Daarbij vind ik het een belangrijke taak van die commissie om periodiek te beoordelen of een aanpassing in de basisset van gegevens van de openbare jaarverantwoording nodig is. Hierbij moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden tussen enerzijds het behouden van een stabiele dataset en anderzijds de impact van wijzigingen voor zorgaanbieders. Daarmee houd ik continu een vinger aan de pols als het gaat om de uitvoerbaarheid en werkbaarheid van de openbare jaarverantwoording.”

“Goed bestuur als werkwoord” (blog)

Bij het lezen van de toelichting op de wet komen twee woorden steeds terug: kwaliteit en transparantie. Maar de vragen die éérst moet worden beantwoord, zijn of dit in het hier en nu dan onvoldoende aan de orde komt en wat voor arts en patiënt de huidige risico’s zijn, die blijkkaar interventies legitimeren? Met meteen de vervolgvraag, wat de garantie dan is dat met de Wtza-regelgeving kwaliteit, transparantie en veiligheid zullen verbeteren en de betreffende risico’s zal doen reduceren?

Graag met een ‘transparante’ toelichting. Bijvoorbeeld op de vraag of een wettelijk verplichte toezichthouder voor praktijken met 26-50 deelnemers bijdraagt aan een transparantere, integere en professionelere bedrijfsvoering? Huisartsen zijn met veel van deze onderwerpen binnen goed besturen (als werkwoord) en afleggen van verantwoording al lang actief: de praktijkaccreditatie, de herregistratie eisen, waaronder intervisie, IZA-verplichtingen, ‘Ontregel de Zorg’, renseigneringsplicht, klachtregelingen, materiele controles verzekeraars, kostenonderzoeken o.l.v. NZa, regiobeelden en implementatieplannen, de contracteisen van preferente verzekeraar bij zorg in de segmenten 2, 3 en buitensegment etc.

Wat bezielt het ministerie?

Of zoals een jurist het ‘keurig’ zei (citaat), “vanuit beleidswetenschappelijk perspectief blijven er vragen over necessiteit (AM: noodzaak), legitimiteit (AM: rechtmatigheid), finaliteit (AM: doelstelling) en proportionaliteit (AM: redelijke verhouding tussen het doel en het ingezette middel) rondzingen als het over deze zorgwet gaat.

Wat is het risico?

Kan met invoering van de wet de zorg ook verslechteren? Ja, natuurlijk kan dat, maar als een risicoanalyse ontbreekt, wordt de put pas gedempt als het kalf verdronken is. Een onzinnig onderdeel van de wet is bv. de verplichting een Raad van Toezicht met drie leden verplicht te stellen voor praktijken vanaf al 26 zorgverleners. Inmiddels zijn er al de eerste berichten om ‘Wtza-praktijkrisico’s’ te verkleinen. Zo worden opleidingen gestaakt als het aantal medewerkers in de huisartsenpraktijk over de kritische grens van 26 geraakt. Ook zijn er berichten over patiëntenstops en praktijksplitsingen. Als de Wtza direct bijdraagt aan afname van opleidingsmogelijkheden voor aanstaande zorgmedewerkers, werkt de wet contraproductief richting het IZA-perspectief van toekomstbestendige en passende zorg. Zie verder ook motief 5 van de eerder vermelde brandbrief van de huisarts.

Daarnaast moeten we ons afvragen of de praktijkhoudende huisartsen in bv. een maatschap zitten te wachten op een verplicht aangestelde functionaris, zijnde “een interne toezichthouder die toezicht houdt op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling en de algemene gang van zaken binnen de instelling en die de dagelijkse of algemene leiding van de instelling met raad ter zijde staat.

Wat denkt u zelf?

Selectiviteit t.a.v. transparantie

Dat de jaarverantwoording ook een dubieuze financiële component bevat, is beschreven. Maar ik zou wel een pleidooi willen houden dat financiële transparantie met kostprijsberekeningen geldt voor alle deelnemers op de drie deelmarkten: de zorgverzekeringsmarkt, zorginkoopmarkt en zorgverleningsmarkt (blog). Met ook info over bv. de negatieve beleggingsresultaten van verzekeraars (blog) en de impact daarvan op de premie. Of over de kosten in de zorg afgezet tegen de kosten aan de zorg. Of info over de kosten van rapporten of ingeschakelde consultancybedrijven (hier).

En het ministerie zelf? Dit zegt deze week de Algemene Rekenkamer over het ministerie van VWS (17 mei 2023): “Het financieel beheer van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) beoordelen we voor het derde jaar op een rij als ernstig onvolkomen.”

Bij de huisartsenzorg valt mij op dat de kwartaalrapportages van de Vektismonitor met overzicht en specificaties van gedeclareerde zorgprestaties uit de segmenten niet publiekelijk toegankelijk zijn.

Nog recent schreef ik een blog (blog, 16 mei 2023) hoe goede financiële overzichten een nuttige bijdrage kunnen leveren aan een beter proces van contractering. Zeker als er afspraken zijn gemaakt in bestuurlijke akkoorden. Nog een voorbeeld, ook beschreven in de blog, het opmerkelijke verschil tussen de cijfers uit een begroting en de cijfers van nadien de daadwerkelijke exploitatie. Hier op macroniveau…

*Rijksbegroting 2022 (21 september 2021, pg. 167): uitkomst: budget huisartsenzorg: 3585,1 mln.

*Rijksjaarverslag 2022 (17 mei 2023, pg. 185): uitkomst: huisartsenzorg exploitatie: 3572,8 mln. Dit zou voor 2022 een budgetonderschrijding betekenen van -12,4 mln., terwijl de eigen beroepsgroep op basis van andere gegevens (blog/hier) een onderschrijding meldt van -154 mln. (LHV-bericht, 11 mei 2023). Hoe kunnen leden van de Tweede Kamer, die het regeringsbeleid moeten controleren, nu het benutten van de budgettaire ruimte huisartsenzorg goed controleren en duiden?

Er is niets mis met transparantie, maar er is van alles mis met selectieve transparantie en/of ontbrekende detailinformatie!

Tot slot

Op basis van bovenstaande zou men kunnen denken er met de Wtza veel mis is. Ja, dat klopt voor zover zorgverleners zich nagenoeg collectief en ongericht aan deze wet moeten onderwerpen. Dat geeft een te grote werkbelasting voor beroepsgroepen, die eerder nadelig dan voordelig gaat werken. Daar waar huisartsen e.a. fatsoenlijk besturen, passende zorg leveren, hun contractuele verplichtingen nakomen, voldoen aan herregistratie eisen etc. voegt de wet niets (goeds) toe.

Verplichtingen voor zorgaanbieders uit de Wtza worden bepaald door rechtsvorm, omvang van de organisatie en omzet. Verplichtingen zouden echter gevolgen moeten hebben voor plaatsen waar onvolkomenheden zijn waargenomen op gebied van kwaliteit, transparantie en veiligheid. Dan geeft de Wtza de overheid instrumenten, ook preventief, om op specifieke indicatie passende maatregelen te nemen (voorbeeld + hier). De huidige regeling is niet proportioneel. Daarom pas toepassing van inzet van Wtza-verplichtingen aan: niet meer generiek, maar selectief met focus alléén op specifieke indicaties. De politiek en de eerstelijnsorganisaties zijn aan zet om duidelijker te maken waar maatschappelijke verantwoording begint en eindigt.

Daarnaast, de ongerichte ‘regellawine’ moet een keer stoppen.

Vooralsnog verloopt de implementatietermijn voor bestaande praktijken op 1 januari 2024. Dan moet, voor zover van toepassing, de vergunning zijn aangevraagd (> 10 zorgverleners) en de raad van toezicht (> 25 zorgverleners) toch zijn ingesteld.

 

Vragen of opmerkingen?