Deze week verscheen de Zorgthermometer ouderenzorg (Vektis) met inzicht in de huidige kostencijfers van ouderenzorg en met een blik op de toekomst wat Nederland in 2030 ten aanzien van ouderenzorg te verwachten heeft. In 2030 is 1 op 4 landgenoten 65+, zijn er 4,2miljoen ouderen (1 miljoen meer dan nu) en is via een prognosemodel berekend dat dan in 2030 de zorgkosten van ouderenzorg circa 37% hoger zijn dan in 2017. Samen met de ook dit jaar verschenen Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) van het RIVM geven beide rapporten een goed inzicht wat de belangrijkste toekomstige maatschappelijke opgaven zijn op het gebied van de (ouderen)zorg. In deze blog sta ik stil bij de gepresenteerde kostencijfers van de ouderenzorg met een duidelijke aanwijzing om een zo groot mogelijk aandeel van de ouderenzorg (extramuraal) in de eerste lijn te houden. Bij alle recent afgesloten hoofdlijnakkoorden is het mottode juiste zorg op de juiste plek”. Omdat procentueel de grootste toename qua kosten ouderenzorg tussen 2017 en 2030 ligt bij de geriatrische revalidatiezorg, het eerstelijnsverblijf, de wijkverpleging en de extramurale behandeling, zou deze “juiste plek” zo maar eens ‘thuis’ kunnen zijn….

Tabel 1: Verdeling Kostenposten ouderenzorg: 65+ (2017) 1 = € 1 mln.

Wet Langdurige Zorg (Wlz)             11.025 (ruim 11 miljard)
Medisch Specialistische zorg               8.400 (8,4 miljard)
Wijkverpleging               2.850
Farmacie               2.040
Huisarts               1.095
Hulpmiddelen                  765
Geriatrische Revalidatiezorg (GRZ)                  570
GGZ                  410
Ziekenvervoer                  355
Paramedische Zorg                  240
Eerstelijnsverblijf (ELV)                  235
Mondzorg                  160
Buitenland                    85
Extramurale behandeling                    35
Totaal:          28,3 miljard euro

In 2017 zijn de kosten ouderenzorg, exclusief de kosten van de Wmo, ruim 28 miljard euro. Dat is iets minder dan de helft van het totaal dat in Nederland wordt uitgeven aan zorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit geldt niet voor de huisartsenzorg. In 2017 wordt met ruim 1 miljard maar 30% van het huisartsenkader ingezet voor ouderenzorg (NB: huisartsenkader 2017 inclusief multidisciplinaire zorg: 3.329,4 miljoen euro).

Tabel 2: Totale zorgkosten per leeftijdscategorie (exclusief Wmo)

Leeftijd Totale kosten (1= € 1 miljard) Gemiddelde kosten (1=€) Aantal ouderen
65-74                     9,4               5.050     1.862.400
74-85                     9,8               9.750     1.004.700
  85+                     9,1             22.950        395.700
Tot./gem.                   28,3               8.650     3.262.800

De 3,2 miljoen landgenoten van 65+ betekent dat nu 1 op 5 Nederlanders tot een oudere wordt gerekend. De 85+ groep maakt vooral hoge kosten in de Wlz (5,6 miljard) en in de wijkverpleging (1,3 miljard). Deze Tabel 2 schetst ook de grote groep Nederlanders in de subgroep 65-74 jaar. Huisartsen die per 2018 een apart abonnementstarief kregen voor een (kleinere groep) 85+ patiënten, zagen dit immers deels betaald zien worden via een verlaging van het abonnementstarief van een (veel grotere groep) 65-75 jaar…

Tabel 3: De gemiddelde kosten per oudere in euro’s

Leeftijd Huisarts Wijkverpl. Medicatie     GGZ Hulpmiddel Ziekenhuis     Wlz
65-74    285     290     535     130      165    2.310    1.025
75-84    380  1.045     730     130      275    3.045   3.465
  85+    455  3.200     790       90      450    2.620 14.240

In deze Tabel 3 staan de gemiddelde kosten per oudere van de diverse kostenposten. Hier is goed te zien hoe “lonend” het kan zijn om met beleid niet te snel in te stromen in de Wlz (kolom 8).  En daarnaast met alle partijen in te zetten op multidisciplinaire zorg in de eerste lijn, met hulp van geriatrische revalidatiezorg (GRZ) en het eerstelijnsverblijf (ELV) ten einde een verwijzing naar het ziekenhuis te voorkomen (kolom 7). Van de 85-plussers met een Wlz-indicatie woont overigens nog 16% niet in een instelling. Ook dat is een trend, om patiënten met een Wlz-indicatie thuis te laten, waarbij het Wlz-deel van verpleging & verzorging wordt aangeboden via een volledig pakket thuis (VPT), een modulair pakket thuis (MPT) of een persoonsgebonden budget (PGB). Waarbij de medische zorg vooralsnog in handen kan blijven van de (goedkope) huisarts (kolom 2), zo nodig met hulp op consultatieve basis van de specialist ouderengeneeskunde (SO).  De gemiddelde kosten huisartsenzorg per oudere staan in kolom 2. In de hele praktijk zijn in 2017 de gemiddelde kosten van huisartsenzorg van alle leeftijden inclusief kosten multidisciplinaire zorg 185,30 euro.

Tabel 4:  Totale kosten (1=1 mln.) /% ontvangers /gemiddelde kosten per oudere in euro’s

Leeftijd      ELV     GRZ ELV GRZ             ELV            GRZ
65-74        45     135 0,3 0,6               25               70
75-84        90     250 1,1 1,9               90             245
  85+      100     190 3,3 3,6             255             480
Totaal    235 mln. 575 mln.
Kader    233 mln. 744 mln.

In 2017 hebben 30.000 ouderen gebruik gemaakt van ELV en hebben 49.000 ouderen GRZ ontvangen. Beide vormen van zorg zijn erop gericht om terugkeer naar huis mogelijk te maken en beiden worden betaald vanuit de Zvw, waarbij derhalve altijd de zorgverzekeraar de inkoper is. ELV laag complexe zorg is medisch noodzakelijke zorg die de huisarts kan leveren en zorg die de patiënt ondersteunt bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals wassen en aankleden. Bij ELV hoog complexe zorg gaat het ook om medisch noodzakelijke zorg, niet zozeer om ondersteuning maar worden dagelijkse levensverrichtingen tijdelijk overgenomen. Bij ELV hoog complex is de SO de behandelend arts. Recent zijn alle ELV-tarieven na een kostenonderzoek (NZa/KPMG) herijkt, dat wil zeggen dat er is gekeken naar de loon- en materiele component, de normatieve huisvestings- en inventariscomponent, alsmede een rentevergoeding op het genormeerde eigen vermogen. In alle leeftijdsklassen wordt het meest gebruik gemaakt van een ELV met hoog complexe zorg (kolom 5). Dit sluit aan bij een eerdere constatering op basis van kostencijfers (ook Vektis) dat huisartsen geen grote rol spelen bij ELV-zorg (blog). Met wel de aantekening dat een ELV-bed van de eigen patiënt niet altijd in het eigen praktijkgebied aanwezig is. Bij GRZ gaat het om revalidatie, met vooralsnog vooraf een verplicht geriatrisch assessment in het ziekenhuis als bepalende voorwaarde. De GRZ moet vervolgens binnen een week starten. Er zijn landelijk 150 zorgaanbieders actief op het gebied van de GRZ, 47 vallen er onder revalidatie-instellingen en 41 vallen er onder verpleeghuizen. De kosten worden via een diagnosebehandelindicatie (DBC) bij de zorgverzekeraar gedeclareerd en voor de GRZ omzet gelden ook de regels van het macrobeheersingsinstrument. In 2017 blijkt met deze kostencijfers van Vektis maar 77% van het beschikbare budget (Miljoenennota!) GRZ benut. De belangrijkste indicaties bij GRZ zijn CVA en heupproblematiek. ELV en GRZ spelen een cruciale rol in het regionale netwerk van de multidisciplinaire persoonsgerichte netwerkzorg met als doel om met elkaar patiënten zo lang mogelijk thuis te kunnen houden.

Tabel 5: Eerstelijnsverblijf (ELV): financieel (2018 en 2019)

Omschrijving/Prestatie       2018      2019
Budgetkader ELV/GRZ Rijksbegroting 1065,4 mln. 1085,4 mln.??
ELV laag complex instelling per dag max. 164,20 max. 166,09
ELV hoog complex instelling per dag max. 225,36 max. 253,50
ELV-palliatief/terminaal per verblijfdag max. 318,47 max. 343,30
Onderlinge dienstverlening   vrij tarief  vrij tarief
Huisartsenzorg ELV dag  < 20 min.       41,89      43,55
Huisartsenzorg ELV dag  > 20 min.       72,59      75,46
Huisartsenzorg ELV anw < 20 min.       72,02      74,87
Huisartsenzorg ELV anw > 20 min.     111,61    116,03

Extra middelen zijn beschikbaar gesteld voor verdere groei en ontwikkeling van het ELV: € 20 miljoen per jaar erbij vanaf 2019, oplopend tot € 80 miljoen in 2022. In kolom 3 de herijkte tarieven 2019 na het kostenonderzoek. Binnen de GRZ wordt nog een zelfstandig kostenonderzoek opgezet. Kijkend in de Zorgthermometer naar de verwachte toename van kosten ouderenzorg van 2017 tot 2030 in procenten per onderdeel, dan is de top 5 van vermelde toenames:

  1. GRZ: + 41%
  2. ELV: + 41%
  3. Wijkverpleging: + 41%
  4. Extramurale behandeling, bv. SO-inzet: + 40%
  5. Wlz thuis: + 39%

Vergelijking van deze top 5 van stijgers met de gegevens uit Tabel I laat hier een andere ranglijst zien. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met het beleidsvoornemen de oudere medemens zo goed mogelijk, zo lang mogelijk thuis te laten. Zorginhoudelijk zal het moeten gaan, zoals het ook hier al zo vaak is beschreven: casefinding kwetsbare ouderen, werkend met individuele zorgplannen, met voldoende praktijkondersteuning voor de huisarts, proactieve samenwerking binnen een regionaal netwerk van multidisciplinaire zorgverleners, inclusief SO en sociaal raadsman, met gestructureerd periodiek overleg en daarnaast met communicatie tussen alle belanghebbenden via een virtuele overlegtafel. De gepresenteerde toenemende zorgvraag en vergrijzing gaan met de hieruit voortvloeiende kosten druk op de ketel veroorzaken. Simpele oplossingen zijn er niet. Een politieke discussie is (nog steeds) noodzakelijk over inzet van publieke middelen en de gewenste maatschappelijke effecten ervan (blog/blog/blog/blog). Want zo lang enerzijds zorg verbetert en meer zorg nodig is en anderzijds het budget beperkt is, houdt een discussie over de zorgkosten nooit op.

Eerder geschreven blogs over de ouderenzorg

12.07.2017: Tekort aan verpleegkundigen in alle sectoren van de zorg

04.08.2017: Ouderenzorg: te veel beleid, te weinig financiering

15.09.2017: Ook de bekostiging van extramurale ouderenzorg is maatwerk

12.12.2017: Zorgval in de ouderenzorg

22.01.2018: Niet alles kan thuis

05.02.2018: Praktijkondersteuning huisartsenzorg is onmisbaar

12.02.2018: Discussie over investeringen in verpleeghuiszorg

19.02.2018: De moeizame start van het eerstelijnsverblijf

11.06.2018: Ouderenzorg thuis in 2018: een update

05.07.2018: De moeizame doorstart van het eerstelijnsverblijf