Na het presenteren van “de financiële staat van de huisartsenzorg” (versie 28-slot + blog) op 29 november 2019 kreeg ik van de redactie van nieuwswebsite Huisarts Vandaag (HV) de volgende 14 vragen ter beantwoording voorgelegd. Elke dag antwoord. Vandaag vraag 6.

6.HV (vraag): Er zijn steeds macrokortingen geweest voor de huisartsenzorg als ‘strafmaatregel’. Hoe werken die voor ons in de toekomst door?

AM (antwoord): De meest bekende macrokorting op de huisartsenzorg, met de meeste ophef, was de 98 mln. eurokorting per 2012. Toen was er op 6 oktober 2011 nog een landelijke manifestatie in de RAI om hiertegen te protesteren. Dit alles een jaar na het intimiderende optreden van de mededingingsautoriteit (NMa, toen nog) bij de huisartsenvereniging. De minister had berekend dat over de jaren 2009 en 2010 totaal 132 mln. euro te veel was uitgegeven. Dat hier tegenover ook extra werk staat, was even minder belangrijk. De belangrijkste “overschrijding” (45 mln. van de 132 mln.) werd veroorzaakt door bewust en gewenst beleid van het ministerie en betrof de ANW-zorg, substitutie en inzet van POH-S en POH-GGZ. Ook was een onderdeel ervan een korting van 22 mln. op het project “doelmatig voorschrijven”, omdat “de taakstelling niet was gerealiseerd”. Is het niet verstandiger op dit dossier sowieso nooit meer een beloning-/kortingsafspraak te maken? Enfin, om een lang verhaal kort te maken: de minister stelde de korting bij: de -132 mln. werd -98 mln. en de minister paste voor 2012 de korting toe op met name het inschrijftarief, want “dan weet ik zeker dat het wordt gehaald”. De meest recente macrokorting komt uit het laatste bestuurlijke akkoord (27.06.2018) en is de “korting door correctie voor realisatiecijfers 2017 (-200 mln.) en het (mogen) behouden van een deel van deze onderuitputting (weer + 50 mln.)”. Omdat er ook groeimiddelen zijn afgesproken, inclusief de loon-prijsindex, kan het budget (weer) oplopen tot +580 mln. euro in de loopperiode van het akkoord (2019-2022), exclusief de +133 mln. gekoppeld aan specifieke programma’s. Dus een dergelijke korting valt niet zo op, maar de winst van het selectieve inkoopbeleid van verzekeraars, samen met de tariefstelling van de NZa (antwoord 2 van 14), heeft de minister voor een deel gebruikt om weer te komen tot een nieuw akkoord. Of zoals een voorman van een grote verzekeraar het zegt, “het budget geeft geen trekkingsrecht” (let wel, voor de huisarts!). De minst bekende macrokorting is de efficiencykorting van 2003. Korting heeft niet altijd te maken met overschrijding van de zorgaanbieder. Het kan ook worden toegepast als het slecht gaat met de Nederlandse economie. Dan levert eenieder wat in. Zo ligt er bv. bij het ministerie van Financiën een te hanteren kortingslijst voor alle ministeries. Zo staat daar voor de huisartsenzorg een eigen bijdrage van 5 euro voor elk consult en plaatsen van de kosten van huisartsenzorg onder het verplichte eigen risico. Gelukkig is dat document tot nu toe in de la gebleven.

De vraag: hoe werkt dat door in de toekomst?

Elk miljoen korting is structureel en zie je nooit meer terug in de nieuwe Rijksbegroting en telt dus elk jaar door. Deze euro kan met nieuwe onderhandelingen in een nieuw akkoord weliswaar weer terugkomen, maar dan tegen nieuwe voorwaarden. Weergegeven met de term “heralloceren”. Een mooi voorbeeld daarvan is de inrichting van het segment 3 in de nieuwe huisartsenbekostiging per 2015. Een deel van de M&I-gelden en variabiliseringsgelden is toen gebruikt voor vulling van dit nieuwe segment, waarbij de NZa heeft besloten benutting van deze S3-gelden als verplichting te koppelen aan een contract met de zorgverzekeraar. De beleidsadviseur van ZN destijds (13.11.2014): “Het is de eerste stap in de omslag die we maken van verrichtingen- naar uitkomstfinanciering”. Waarbij verzekeraars zelf kiezen welke van de beschikbare indicatoren binnen de afgesproken S3 prestaties zij gaan belonen. Wat korting óók betekent, is het feit dat de patiënt niet langer buiten schot blijft. Een korting op de basiszorg betekent namelijk ook een korting op de vergoeding van bereikbaarheid, huisvesting en ICT, aanschaf inventaris, vergoeding personeel en waarnemers. Allemaal facetten die direct de basiszorg raken en daarmee indirect de door hen geleverde zorg aan verzekerden. Zolang huisartsen zelf de kosten van noodzakelijke huisartsenzorg niet willen berekenen, komen de kosten niet in beeld, bij niemand, en zijn huisartsen aangewezen op de huidige methodieken: kostenonderzoeken, onderhandelingen (“package deals”) met overheid en contractonderhandelingen met de preferente verzekeraar. Waarbij elke individuele praktijkhouder het contract van een van de reuzen mág, en voor beschikbaarheid van S3 moet, tekenen.

Relevante (eerdere) blogs

14.07.2017: Praktijkkostenonderzoek huisartsen 2015 door NZa: 20 kanttekeningen

26.07.2017: Kader huisartsenzorg moet geheel benut worden (onderschrijding budgetkader)

28.07.2017: De financiële toekomst van de huisartsenzorg (huisarts- en economiefactoren)

07.08.2018: Wanneer is marktoezicht in de zorg pervers? (over de rol van NZa)

21.08.2017: Afscheid bekostiging segment S3 is beste optie (en naar segment S1)

23.02.2018: Inzicht in prijs, dan pas uitzicht op een oplossing (is kostprijs “ist” of “soll”?)

26.02.2018: Inzicht in prijs, dan ook uitzicht op een transparanter zorgcontract (in alle sectoren)

16.05.2018: Hoe hard is het zorgbudget huisartsenzorg (1)?  (budgetonderschrijding)

06.03.2019: Financiële toets bij zorgstandaard eerst zélf uitvoeren (bv. kader acute zorg)

20.07.2019: Méér tijd voor de patiënt: van incidenteel naar structureel (voor huisarts beschikbaar)

24.10.2019: Toelichting bij artikel Medisch Contact: “Geld voor de huisarts ligt op de plank

29.11.2019: De financiële staat van de huisartsenzorg (28-slot) (exploitatie- en begrotingscijfers)