Zeven praktijken voor logopedie hebben vorige week (uitspraak, 1 maart 2023) via een bodemprocedure hun zaak tegen zorgverzekeraars verloren. Zij hadden geëist dat zorgverzekeraars hun tarieven voor logopedie zouden optrekken tot het kostendekkend niveau, zoals dat bleek uit hun kostenonderzoek. De rechtbank wees de vordering van de logopedisten af, wat betekent dat op dit dossier via de rechter geen juridisch afdwingbare afspraak gemaakt kan worden dat kostendekkende tarieven logopedie worden betaald.

Ik schreef daar al een blog over:

12.01.2023: Logopedisten zijn het zat en stappen naar rechter voor beter tarief (bodemprocedure)

Citaten uit reactie op het vonnis van de beroepsvereniging NVLF (2 maart 2023)

“De eis van de logopedisten is afgewezen. Daarmee stelt de rechter de verzekeraars in het gelijk. Volgens de NVLF houdt dit oordeel nadrukkelijk niet in dat de tarieven toereikend zijn. De logopedisten vonden dat de zorgverzekeraars de tarieven in 2021 en 2022 hadden moeten aanpassen op basis van de uitkomsten van het Gupta-rapport over de kosten voor logopediepraktijken. De rechter ziet dat anders. Het Gupta-onderzoek was een van de afspraken in de set Bestuurlijke Afspraken tussen overheid, zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Er is geen directe relatie tussen die afspraken en de tarieven, oordeelt de rechter. ‘De Bestuurlijke Afspraken waren niet zozeer gericht op het maken van afspraken over kostendekkende tarieven, maar op de veel bredere vraag hoe de zorg – en in het bijzonder de paramedische zorg – de komende jaren zou kunnen worden vormgegeven’. Op basis van de akkoordteksten concludeert de rechter: ‘Er wordt niets gezegd over de manier waarop de uitkomst van het kostenonderzoek in de tarieven moet doorwerken. De tekst van de Bestuurlijke Afspraken en de door partijen geschetste achtergrond en context daarvan wijzen er niet op dat is afgesproken dat zorgverzekeraars na het kostenonderzoek in ieder geval meteen tarieven zouden aanbieden gelijk aan of hoger dan de uit het kostenonderzoek gebleken gemiddelde (werkelijke of normatieve) kostprijs. Zo’n duidelijke afspraak is er niet gemaakt.’ Wat de NVLF betreft, betekent dit oordeel geenszins dat de tarieven volstaan.”

In onderstaand kader zoem ik verder in op citaten uit de letterlijke tekst van het gerechtelijk vonnis. 

Citaten uit gerechtelijk vonnis: ECLI:NL:RBDHA:2023:2101, Rechtbank Den Haag, 1 maart 2023

“Het gaat in deze zaak om de verplichtingen die voor partijen voortvloeien uit de Bestuurlijke Afspraken. Volgens de Logopedisten houden de Bestuurlijke Afspraken – en dan in het bijzonder de zin dat de uitkomsten van het kostenonderzoek ter harte zullen worden genomen – in, dat na dat onderzoek tarieven zouden worden aangeboden die – uitgaande van de geïndexeerde werkelijke kosten als berekend in het kostenonderzoek – kostendekkend zijn. Dat is in geschil.

Volgens de Logopedisten betekent ‘ter harte nemen’ hetzelfde als ‘zich er naar richten’ en moet het ‘ter harte nemen van de uitkomsten van het kostenonderzoek’ door de Zorgverzekeraars, redelijkerwijs zo worden uitgelegd dat de Zorgverzekeraars – uitgaande van de dan berekende gemiddelde kostprijs – in ieder geval kostendekkende tarieven zouden aanbieden.

Volgens de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland moet de passage zo worden uitgelegd, dat zij de uitkomsten van het kostenonderzoek aannemen en integraal meenemen in hun overwegingen rondom beleidsvorming en tariefstelling. Een verplichting om de tarieven tot een bepaald bedrag te verhogen ligt daarin volgens hen niet besloten. Of de uitkomsten van het kostenonderzoek uiteindelijk daadwerkelijk een uitwerking hebben op de tarieven, wanneer en hoe, is aan de individuele zorgverzekeraar en mede afhankelijk van de vorderingen die de betreffende brancheverenigingen maken.

De woorden ‘ter harte nemen’ in de Bestuurlijke Afspraken zien taalkundig op het omgaan met – in dit geval – de uitkomsten van het kostenonderzoek en niet op het resultaat daarvan; wat dat precies betekent voor de aan te bieden tarieven. De alinea erboven wijst er ook niet op dat de passage zo moet worden uitgelegd dat de Zorgverzekeraars na het onderzoek in ieder geval tarieven zullen aanbieden die aansluiten bij de de kostprijs bij normatieve kosten en geldende productiviteit zoals die naar voren komt uit het kostenonderzoek. Daar staat over het uit te voeren kostenonderzoek en over de te nemen vervolgstappen immers dat de uitkomsten van het kostprijsonderzoek moeten worden vertaald in scenario’s voor de betaalbaarheid van de zorg, waarbij gevolgen van eventuele tariefaanpassingen onderzocht worden en wordt gekeken naar de doelmatigheid van het volume van zorg.

Het bestuurlijk overleg waar de Bestuurlijke Afspraken uit zijn voortgekomen was blijkens de tekst van de Bestuurlijke Afspraken en de inhoud van de door partijen overgelegde stukken over de aanleiding daarvoor, niet zozeer gericht op het maken van afspraken over kostendekkende tarieven, maar op de veel bredere vraag hoe de zorg – en in het bijzonder de paramedische zorg – de komende jaren zou kunnen worden vormgegeven. De Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland hebben er terecht op gewezen dat de betaalbaarheid van de zorg daarbij is benadrukt. Het uit te voeren kostenonderzoek zou inzicht geven in de kostprijs en de betaalbaarheid en betaalbaarheid wordt genoemd bij de vervolgstappen en de inspanningen die van de beroepsgroepen worden verwacht. In het kostenonderzoek hangen de berekende werkelijke en normatieve kosten ook nauw samen met de productiviteit, waarbij aanknopingspunten zijn gegeven voor de beroepsgroepen om tot een verhoging van de productiviteit te komen. Er wordt niets gezegd over de manier waarop de uitkomst van het kostenonderzoek in de tarieven moet doorwerken.

Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat beoogd is om – al dan niet op termijn – kostendekkende tarieven te bieden. Als de logopedisten immers moeten toeleggen op de door hen te leveren zorg en daarom hun praktijk beëindigen, komt dat de toegankelijkheid van de zorg bepaald niet ten goede. Daar staat echter tegenover dat de kosten in de Bestuurlijke Afspraken worden benaderd in samenhang met productiviteit en aanpassingen waardoor de (hogere, normatieve) kosten ook op termijn betaalbaar blijven. De tekst van de Bestuurlijke Afspraken en de door partijen geschetste achtergrond en context daarvan wijzen er niet op dat is afgesproken dat zorgverzekeraars na het kostenonderzoek in ieder geval meteen tarieven zouden aanbieden gelijk aan of hoger dan de uit het kostenonderzoek gebleken gemiddelde (werkelijke of normatieve) kostprijs. Zo’n duidelijke afspraak is er niet gemaakt.

Voor zover de Logopedisten zich – subsidiair – op het standpunt hebben gesteld dat als niet tarieven gelijk aan of hoger dan de geïndexeerde kostprijs bij normatieve kosten en geldende productiviteit hadden moeten worden aangeboden voor 2021 en 2022, dan toch in ieder geval fors hogere tarieven, en sprake is een toerekenbare tekortkoming van de Bestuurlijke Afspraken door de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland omdat dat is nagelaten, geldt het volgende.

De rechtbank begrijpt dat de Logopedisten vinden dat de Zorgverzekeraars na het kostenonderzoek, dat bevestigde dat de tarieven hun kosten niet dekten, tarieven hadden moeten aanbieden waarmee in ieder geval de werkelijke kosten werden gedekt, en/of tarieven die deel uitmaken van een duidelijk en redelijk stappenplan om uiteindelijk te komen tot tarieven die voldoende rekening houden met de normatieve kosten die de Logopedisten hebben. In de Bestuurlijke Afspraken is dat echter niet opgenomen.

Het door de Logopedisten gemaakte overzicht van geboden tarieven laat zich niet goed vergelijken met de door Gupta berekende kostprijzen. Dat de aangeboden tarieven zelfs de werkelijke kosten niet dekken is daarmee in deze procedure niet voldoende onderbouwd en de rechtbank kan daar dus niet van uitgaan, nog afgezien van het feit dat niet duidelijk is wat daarvan de gevolgen zouden kunnen zijn in deze procedure.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen.”

 

 

Als zorg wordt berekend en méér kost dan begroot dan wordt uit oogpunt van zorgkosten altijd gewezen op het probleem van “betaalbaarheid” en uitstel via “verder onderzoek”. Nooit wordt dan gesteld, dat er blijkbaar sprake is van een vooraf verkeerde berekening van inkopers of ambtenaren, dan wel een onderinvestering van zorg, zelfs van zorg uit de basisverzekering”

Beschouwing

Wat betekent deze uitspraak? Allereerst wederom de eigen beroepsvereniging (NVLF)

“De rechtbank heeft zich vooral gebogen over de relatie met de Bestuurlijke Afspraken. De NVLF vreest dat het juridisch gelijk de grote problemen rond logopedie laat voortbestaan. Mede door de verder gestegen praktijkkosten, is de vergoeding voor het werk door de logopedist in veel gevallen nog altijd minder dan het onafhankelijk Gupta-advies als wenselijk aangaf.

De rechter zegt daarover: ‘Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat beoogd is om – al dan niet op termijn – kostendekkende tarieven te bieden. Als de logopedisten immers moeten toeleggen op de door hen te leveren zorg en daarom hun praktijk beëindigen komt dat de toegankelijkheid van de zorg bepaald niet ten goede.’ Dat leidt in de dagelijkse praktijk onder meer tot vele moeilijk vervulbare vacatures. Dat heeft weer tot gevolg dat er overal in Nederland lange wachtlijsten zijn voor logopedie. Die lopen op tot meer dan een jaar. Dat is ernstig. Bij het tegengaan van taalontwikkelingsstoornissen bij jonge kinderen is dat onverantwoord lang. Daar doet het gerechtelijk vonnis niets aan af.”

Persoonlijk heb ik bewondering voor een beroepsgroep die een normatief kostenonderzoek opzet. Zo hoort het ook: het publiekelijk in beeld brengen van uitvoeringskosten van ieders normatieve zorg, zou zowel een opdracht als een sectorplicht moeten zijn. Binnen dit stelsel, kan de inkoper dan zeggen, dat het minder kan/moet. Maar dan praten we tenminste over een onderbouwde prijs, zeker het deel als ‘product’ uit de basisverzekering (hier). Zo wordt tevens publiekelijk verantwoording afgelegd over een prijsopbouw, dan wel voor de contractbalans, een eventuele productafbouw.

14.02.2022: Zorgplicht impliceert juiste inkoop van voldoende zorg (1) (tijdig, wet, ZV, rol IGJ, NZa)

16.02.2022: Zorgplicht impliceert juiste inkoop van voldoende zorg (2) (tijdig, wet, ZV, rol IGJ, NZa)

In de uitspraak van de rechter uit Den Haag lees ik ook (punt 2.10):

“Samenhang tussen kosten, betaalbaarheid en toegankelijkheid

Wanneer de verschillen tussen de normatieve en huidige kostprijs 1-op-1 vertaald zouden worden in een stijging van tarieven of het vergoeden van tot dusver niet declarabele zorg, groeien de zorgkosten (bij gelijkblijvende overige omstandigheden) in de basisverzekering met €95 mln. (0,2%) en in de aanvullende verzekering €132 mln. (6,6%).

Naast de werkelijke en normatieve kostprijs is daarom ook onderzocht wat de ‘knoppen om aan te draaien’ zijn om totaal volume of kosten te beperken en zo de betaalbaarheid en toegankelijkheid van paramedische zorg op de langere termijn te waarborgen. (…)

Na een eerste inventarisatie is van kansrijk geachte acties een grove inschatting gemaakt van financiële impact en haalbaarheid (…). Voor alle genoemde maatregelen geldt dat zij nader onderzoek vragen, niet van de ene op de andere dag uitgevoerd kunnen worden en dat het tijd zal vergen om het maximale effect te bereiken. (…)”

Kijk, hier komt de aap uit de mouw. Als zorg wordt berekend en méér kost dan begroot dan wordt uit oogpunt van zorgkosten altijd gewezen op het probleem van “betaalbaarheid” en uitstel via “verder onderzoek”. Nooit wordt dan gesteld, dat er blijkbaar sprake is van een vooraf verkeerde berekening van inkopers of ambtenaren, dan wel een onderinvestering van zorg, zelfs van zorg uit de basisverzekering. En vindt men altijd wel ‘knoppen om aan te draaien’, maatregelen uit te stellen en/of drempels op te werpen (reactie). Omdat ook de inkoper van zorg uit de basisverzekering amper beboet wordt bij onvoldoende inkoop (hier/hier), blijft het systeem de eigen lacunes toedekken, stoppen praktijken, lopen wachttijden op en dreigt een onmisbaar vak, hier van paramedici (hier/hier/hier), onaantrekkelijker en gemist te worden (hier en hier). 

Moeten logopedisten wanhopen?

Dat lijkt mij van niet. Vroeg of laat zal de wal het zorgschip doen keren. Bij elke contractronde logopedie ligt er vanaf nu een normatief kostenrapport en een gerechtelijke uitspraak. Daar kunnen andere zorgsectoren nog een puntje aan zuigen.

23.02.2018: Inzicht in prijs, dan pas uitzicht op een oplossing (interesse “ist” en “soll” kostprijs)

26.02.2018: Inzicht in prijs, dan ook uitzicht op een transparanter zorgcontract (in alle sectoren)

21.08.2019: Wáár blijft het totaalplaatje? (stijging zorgkosten, personele tekorten, zorgstelsel etc.)

Hier kunnen de beroepsgroepen van paramedici hun voordeel mee doen bij hun individuele contractbesprekingen. Weg van het “ter harte nemen” naar een nieuwe zakelijkheid. Via koepels afspraken maken, zo blijkt maar weer, heeft geen juridische betekenis (blog). Dat is meer voor de bühne.

Het zorginstituut laat als pakketadviseur van de minister, deze week weten (hier) dat (citaat): “de principes van passende zorg gaan eindelijk van de tekentafel naar de uitvoering. De bekostiging, het pakketbeheer, de organisatie van zorg en de zorginkoop gaan allemaal verlopen volgens de normen voor passende zorg.” Dit betekent hier een bij het logopedieproduct passende bekostiging, met een passend tarief binnen een passend contract. Eindelijk!

Tot slot

Misschien tegen beter weten in, maar het zal toch de toezichthouder moeten zijn, die ingrijpt bij te lang wachten op zorg uit de basisverzekering. Voor zorg waar de burger (wel) tijdig de premie voor moet betalen. En dan helpt een volgende recente uitspraak, over (weliswaar) andere zorg uit de basisverzekering, niet: (citaat NZa): “We hebben nog nooit een aanwijzing of last onder dwangsom gegeven aan een zorgverzekeraar wegens overtreding van de zorgplicht. Stel je voor hoe dat in praktijk zou gaan. Wij constateren dat er een onaanvaardbaar lange wachttijd is en eisen, met een last onder dwangsom, dat een zorgverzekeraar dat oplost. Maar als de oorzaak een tekort aan zorgprofessionals is, ligt het buiten de invloedssfeer van een verzekeraar. Met hun inkooprol zijn ze niet bij machte om de wachttijden op te lossen (Zorgvisie, 2 maart 2023).”

29.03.2021: Handhaving inkoopplicht zorgverzekeraars moet na 15 jaar nog beginnen (NZa)

18.08.2022: Zorgplicht zorgverzekeraars blijft een (te) vaag omschreven begrip (plicht à “samen”)

Alleréérst, de NZa kan op aanwijzing van de minister zowel de Beleidsregel als de Prestatiebeschrijving logopedie aanpassen.

Daarnáást, bovenstaande toelichting van de NVLF over afnemende toegankelijkheid voor de burger van logopedie en wat juist de oorzaken daarvan zijn, zegt mijns inziens al genoeg over het hier door hen aangeroerde kernprobleem. Het is niet passend dat vervolgens toezichthouder en verzekeraars oorzaak en gevolg van het tekort/beschikbaarheid logopedie omdraaien. Met de premiebetalende burger, die logopedie nodig heeft, als gemangeld slachtoffer.

 

 

 

 

Vragen of opmerkingen?