Zeven praktijkhoudende logopedisten starten op 17 januari 2023 bij de Haagse rechtbank een bodemprocedure tegen de vier grootste zorgverzekeraars en hun brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland (ZN). De logopedisten zijn van oordeel dat de zorgverzekeraars zich niet aan de gemaakte bestuurlijke afspraken houden door de uitkomst van een kostenonderzoek niet te vertalen naar daaraan verbonden ‘passende’ tarieven. Logopedisten spreken in dit kader van een al jarenlang bestaande onderbetaling. Citaat bij de aankondiging van de actie (Persbericht logopedisten, 10 januari 2023): Veel logopedisten uit de eerste lijn hebben moeite het hoofd boven water houden. Zij houden bijvoorbeeld niet genoeg over voor pensioen, een arbeidsongeschiktheidsverzekering en/of marktconforme arbeidsvoorwaarden voor personeel. Het water staat de logopedisten dan ook aan de lippen, met veel uitstroom en wachtlijsten tot gevolg (einde citaat).”

Wat is er aan de hand?

In juni 2019 zijn door het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Ergotherapie Nederland, de Nederlandse Vereniging van Diëtisten, de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten, de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, de Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, de Patiëntenfederatie, de Stichting Keurmerk Fysiotherapie, Zorgverzekeraars Nederland en het ministerie van VWS bestuurlijke afspraken gemaakt voor de paramedische zorg. Onderdeel van deze afspraken was de uitvoering van een onafhankelijk kostenonderzoek (Gupta, 12 maart 2020).

Citaten uit het rapport: Gupta-kostenonderzoek (105 pagina’s)

De kostprijs per prestatie hangt af van de kosten per gedeclareerd uur en de duur van de prestatie. Voor diëtetiek en ergotherapie, die per 15 minuten declareren, komt de gemiddelde kostprijs op respectievelijk €15,5 en €15,4. Voor fysiotherapie, logopedie en oefentherapie, waar declaratie per zitting/prestatie plaatsvindt, ligt de kostprijs tussen de €33,6 en €33,8. Dit is de gemiddelde kostprijs gebaseerd op de kosten voor alle gedeclareerde prestaties en de per prestatie opgegeven gemiddelde prestatieduur.”

 “Wanneer de verschillen tussen normatieve en huidige kostprijs 1-op-1 vertaald zouden worden in een stijging van tarieven of het vergoeden van tot dusver niet-declarabele zorg, groeien de zorgkosten (bij gelijkblijvende overige omstandigheden) in de basisverzekering met €95 mln. (0,2%) en in de aanvullende verzekering met €132 mln. (6,6%). Naast de werkelijke en normatieve kostprijs is daarom ook onderzocht wat de ‘knoppen om aan te draaien’ zijn om totaal volume of kosten te beperken en zo de betaalbaarheid en toegankelijkheid van paramedische zorg op de langere termijn te waarborgen.”

Ook ZN meteen sprak meteen van een “goed bruikbaar rapport” en stelde (ZN, 19 maart 2020): “Met betrekking tot het kostprijsonderzoek zullen zorgverzekeraars de uitkomsten ter harte nemen. De beroepsgroepen op hun beurt zullen zich maximaal inspannen voor een doelmatige en efficiënte zorgverlening om zodoende de zorg betaalbaar te houden (einde citaat).”

Een half jaar later krabbelde ZN al terug, vanwege de consequenties van een stijgende zorgpremie (ZN, 25 september 2020). Nu stappen de logopedisten naar de rechter, omdat de tarieven die de zorgverzekeraars nadien in 2020, 2021 en 2022 eenzijdig hebben opgelegd ver af staan van de tarieven uit het “goed bruikbare” Gupta-kostenonderzoek. Zonder dat er ruimte is voor onderhandeling. Dat terwijl de logopedisten zelf zeggen zich wel aan afgesproken inspanningsverplichtingen hebben gehouden. Nu moet, bij de start van de bodemprocedure, op 17 januari 2023 de rechter spreken.

Niet alleen logopedisten…, kijk ook naar de fysiotherapeuten…

Op 22 maart 2020 werd de Tweede Kamer geïnformeerd over dit kostenonderzoek van de paramedici (VWS, 22 maart 2020). Naast de logopedisten luidt ook de voorzitter van de KNGF de noodklok: (Volkskrant, 15 november 2022)

Citaten: “In de eerste zes maanden van dit jaar hielden een recordaantal van 275 fysiotherapiepraktijken het voor gezien. We komen nu in een situatie terecht waarin de fysiotherapeut in het bestaansrecht wordt bedreigd. Want niet alleen stoppen er meer fysiotherapeuten, ze stoppen ook eerder. Drie jaar geleden oefende een fysiotherapeut nog gemiddeld twaalf jaar het vak uit, voordat-ie iets anders ging doen. Dat gemiddelde ligt inmiddels onder de elf jaar. Jonge fysiotherapeuten stoppen zelfs al na drie à vier jaar. De tarieven voor een half uur fysiotherapie zijn dermate laag dat het helemaal niet uit kan. In 2019 werd in een onafhankelijk rapport vastgesteld dat de kostprijs van fysiotherapie ongeveer 20 procent hoger lag dan de tarieven die de zorgverzekeraars betaalden. In de tussentijd hebben zorgverzekeraars geen significante stappen gezet, hoewel we hadden afgesproken dat ze dat wel zouden doen. En dit jaar kampen ook fysiotherapeuten met huurverhogingen van 10 procent, met energiekosten, met personeel dat meer wil verdienen om de inflatie het hoofd te kunnen bieden. Al met al zouden zorgverzekeraars nu 43 euro per half uur moeten betalen. Dat halen ze bij lange na niet: de tarieven schommelen tussen de 31 en 35 euro. Dan breekt er wat in de beroepsgroep.

Over de contractonderhandelingen tussen fysiotherapeuten en zorgverzekeraars deed de vorige KNGF-voorzitter al eens een boekje open. Als gelouterde politica met ook een ministerschap in de portefeuille was zij van mening dat er wel naar fysiotherapeuten als zorgverleners zou worden geluisterd bij contractbesprekingen. Lees haar onthutsende ervaring…

21.11.2018: Droevige boodschap bij afscheid voorzitter van fysiotherapeuten (Guusje ter Horst)

Ondertussen pleit de huidige KNGF-voorzitter voor het terugkeren van fysiotherapie in het basispakket komt. Want (citaat) “nu bepaalt het type verzekering van een patiënt te vaak de behandeling in de spreekkamer.”

 

In 2020 was eerstelijnsgezondheidszorg goed voor ongeveer 13% van alle uitgaven voor gezondheidszorg in de EU-landen. Nederland scoort laag en zit volgens de OECD op 9%, waarbij het nog net Roemenië (8%) onder zich weet te houden. Dit is van belang bij het uitwerken van de punten van de IZA-werkagenda.”

 

Wat doet de politiek en de minister?

De politiek en de minister doen wat ze altijd doen. Kamervragen stellen en steeds naar dezelfde antwoorden luisteren. Want het antwoord is altijd dat contractbesprekingen belangrijk zijn en dat verzekeraars en zorgverleners samen, vooral in de regio, goede afspraken moeten maken. NB: het woord “regio” komt in het Integrale Zorgakkoord (IZA, 16 september 2022) 328 keer voor en het woord “regionaal” 146 keer (bron).

Het bij contractering standaard wijzen van overheid naar verzekeraars en vice versa verzekeraars naaroverheid heb ik eerder binnen de Zorgverzekeringswet een hinderlijk gezelschapsspel genoemd. Met een serieuze bespreking heeft het niets te maken. Het wijzen naar elkaar en afschuiven van verantwoordelijkheid zagen we recent ook weer bij andere dossiers: (NRC/Wouter Bos, 14 december 2022) en (FTM/EPA, 21 december 2022).

Op het bericht ‘Fysio stoppen ermee’ (AD, 19 oktober 2022) volgde ook nu Kamervragen.

Antwoord minister op Kamervragen (VWS, 13 december 2022)

“De kern van het artikel beschouw ik als een signaal dat het contracteerklimaat tussen fysiotherapeuten en zorgverzekeraars verder verbeterd dient te worden. Beide partijen hebben hier een verantwoordelijkheid in en dienen hierin te investeren. Ik vind het een ongewenste situatie als fysiotherapeuten hun werk als onmogelijk ervaren door de houding van de zorgverzekeraars. Ik ben van mening dat de fysiotherapie een belangrijke rol speelt in de eerstelijnszorg en het versterken hiervan, naast de huisarts en de wijkverpleging. We hebben alle professionals hard nodig. Daarbij verwacht ik dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders hun rol conform het Integraal Zorgakkoord (IZA) oppakken en bijdragen aan passende zorg door afspraken te maken over tarieven en het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. Tevens is het van belang dat alle partijen zich committeren aan het bijdragen aan de bevordering van het contracteerproces. In het IZA is benadrukt dat de contractering een belangrijk instrument is om het leveren van kwalitatief goede en betaalbare zorg voor de patiënt te stimuleren, samenwerking tussen zorgaanbieders te bevorderen en afspraken te maken over de toegankelijkheid van zorg. Ik ben het ermee eens dat er kostendenkende tarieven moeten zijn, maar het is aan aanbieders en zorgverzekeraars om hier onderling afspraken over te maken. Zorgverzekeraars kunnen differentiëren in hun tarieven. Zoals aangegeven in antwoord 2 verwacht ik dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken met elkaar maken over passende tarieven en de kwaliteit van de aangeboden zorg. Aangezien fysiotherapie een groot aandeel van de aanvullende zorgverzekering vormt, moeten zorgverzekeraars en zorgaanbieders een balans vinden tussen passende tarieven voor fysiotherapeuten en betaalbaarheid voor de patiënt. Dit levert spanning op. Op korte termijn ga ik hier met zorgverzekeraars over in gesprek.”

En wat is de uitkomst van dat gesprek tussen de minister en de zorgverzekeraars? Mogen we dat ook weten?

Vergelijk dit ministerieel antwoord eens met het antwoord op Kamervragen over logopedie (VWS, 28 maart 2018). Hier wijst de minister naar het dan nog komende kostenonderzoek bij paramedici. En staat over bespreking van het zorgcontract: (citaat): “Dit leidt tot een contract dat aan de zorgaanbieders kan worden voorgelegd. Vervolgens staat het iedere individuele beroepsbeoefenaar vrij om onderbouwd een tegenvoorstel te doen op het aangeboden contract of met nadere vragen te komen richting de zorgverzekeraar.”

Zorgverzekeraars: is de schaamte voorbij?

Als antwoord op Kamervraag 2 (2018) wijst de minister terecht op het feit dat tijdens het proces van contracteren de “Regeling transparantie zorginkoopproces Zorgverzekeringswet” van de NZa van kracht is. Ook moeten zorgverzekeraars voldoen aan de zorgplicht. De NZa zou toe moeten zien op de naleving van deze regels en mag ingrijpen als daartoe aanleiding is (hier/hier/hier). Maar gebeurt dat ook, gezien de beschreven situatie bij paramedici?

14.12.2020: Zorgplicht zorgverzekeraar is primair een resultaatverplichting (NZa met plichten ZV)

29.03.2021: Handhaving inkoopplicht zorgverzekeraars moet na 15 jaar nog beginnen (NZa)

14.02.2022: Zorgplicht impliceert juiste inkoop van voldoende zorg (1) (tijdig, wet, ZV, rol IGJ, NZa)

16.02.2022: Zorgplicht impliceert juiste inkoop van voldoende zorg (2) (tijdig, wet, ZV, rol IGJ, NZa)

18.08.2022: Zorgplicht zorgverzekeraars blijft een (te) vaag omschreven begrip (plicht à “samen”)

Rol toezichthouder

De Zorgautoriteit heeft twee keer een belangrijke monitor uitgebracht gericht op paramedische zorg. De eerste, 1 jaar vóór het kostenonderzoek (NZa, monitor paramedische zorg, 17 april 2019) en de tweede kort het verschijnen van het kostenonderzoek (NZa, monitor contractering paramedische zorg 2020, 6 april 2020).

Citaat uit de laatste NZa-monitor over contractering

“Een van de afspraken in de Bestuurlijke afspraken paramedische zorg 2019-2022 is het uitvoeren van een kostenonderzoek. De paramedische beroepsgroepen en Zorgverzekeraars Nederland zijn hiervan de gezamenlijke opdrachtgever. Een onafhankelijk onderzoeksbureau voert het kostenonderzoek uit. De bestuurlijke afspraak is dat zorgverzekeraars de uitkomsten ter harte nemen. De beroepsgroepen gaan zich maximaal inspannen voor een doelmatige en efficiënte zorgverlening om de zorg betaalbaar te houden. Bij de publicatie van deze monitor zijn de uitkomsten van het kostenonderzoek bekend. Het kostenonderzoek biedt voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders de basis om samenhangende afspraken te maken over een passende en toekomstbestendige tariefontwikkeling, kwaliteit, innovatie en betaalbaarheid.” 

 Aanbeveling NZa: Zorgaanbieders, toon aan welke (kwaliteit van) zorg voor het tarief wordt geleverd. Zorgverzekeraars, geef aan hoe het tarief is opgebouwd. De NZa gaat zorgverzekeraars beoordelen op hun transparantie over de tariefopbouw.”

Hoe is nu, gezien de aangekondigde bodemprocedure van logopedisten, het tarief opgebouwd in relatie tot het kostenonderzoek? En wat vindt de toezichthouder, nu bijna 3 jaar later, van deze transparantie over de vermelde tariefopbouw? Is er in de ogen van de NZa nu sprake van ‘een passende en toekomstbestendige tariefontwikkeling’ paramedische zorg? Gevoegd bij en gerelateerd aan de kerncijfers van de paramedische zorg (hier) en voor fysiotherapie aan hun eigen feitenrapport (juni 2021)? Wáár blijven de antwoorden?

In 2018 meldt de minister in diens antwoord op gestelde Kamervraag dat “iedere individuele beroepsbeoefenaar vrij om onderbouwd een tegenvoorstel te doen op het aangeboden contract”. De buitenwacht moet blijkbaar de indruk krijgen dat er serieuze contractonderhandelingen plaatsvinden. Helaas, want bv. anno 2023 zegt een verzekeraar dit over paramedische zorg (RTV Noord, 9 januari 2023): De ziektekostenverzekeraar stelt zijn tarieven per zorgbranche vast en het is aan zorgaanbieders of ze daarmee wel of niet akkoord gaan: De voorwaarden en de tarieven zijn gelijk voor iedereen en er wordt niet individueel over onderhandeld.” Ofwel, individuele contracten moet, maar geen individuele onderhandelingen. Klassieke verdeel en heerspolitiek: de schaamte voorbij!

Tot slot

Paramedische zorg is een onmisbare schakel in het primaire proces van zorgverlening. Daarnaast draagt paramedische zorg in toenemende mate bij aan preventie. De moedige 7 logopedisten verdienen meer dan alleen morele steun. Als met steun van VWS en ZN een kostenonderzoek wordt ingesteld, waarom wordt er dan nadien weggekeken (18 november 2021 + 15 november 2022)? Door de minister, door verzekeraars, maar ook door de toezichthouder?

Breder gekeken, eindig ik deze blog met ongeveer dezelfde tekst als in mijn laatste blog. Omdat ook paramedische zorg een essentieel onderdeel is van eerstelijnszorg en volgens de OECD effectieve eerstelijnsgezondheidszorg de hoeksteen is van efficiënte, mensgerichte en rechtvaardige gezondheidsstelsels, is er ook een collectief maatschappelijk belang. Het is inmiddels bekend dat de uitgaven voor eerstelijnsgezondheidszorg als aandeel van de zorguitgaven in Nederland laag (OECD, 5 december 2022, pg.137) zijn.

In 2020 was eerstelijnsgezondheidszorg goed voor ongeveer 13% van alle uitgaven voor gezondheidszorg in de EU-landen. Nederland scoort laag en zit volgens de OECD op 9%, waarbij het nog net Roemenië (8%) onder zich weet te houden. Dit is van belang bij het uitwerken van de punten van de IZA-werkagenda. Want, opmerkelijk genoeg, wordt in het IZA wel het belang van een sterke eerste lijn als noodzakelijk gezien (IZA, onderdeel E en F).

Me dunkt, als de rechter volgende week op 17 januari 2023 bij de bodemprocedure op de hoogte is van deze OECD-kostencijfers, kan het zelfs bijdragen aan zowel de procesgang (sneller) als wel de procesuitkomst (beter tarief voor logopedie).

NB: plaatje onder de titel is afkomstig van PMZ.

 

Vragen of opmerkingen?