Het belang van voldoende en juist bewegen is inmiddels als noodzakelijk preventieonderdeel wel ingedaald. Toch moet een interdepartementale werkgroep Bewegen het Nieuwe Normaal voortkomend uit diverse ministeries hier recent opnieuw aandacht voor vragen. Want zo goed gaat het (nog) niet. Daarover gaat deze blog.
In het Nationaal Preventieakkoord van 2018 is het doel opgenomen dat 75 procent van de Nederlanders in 2040 aan de beweegrichtlijnen voldoet, dat was 53 procent in 2020.
Het onderwerp “bewegen” kwam in blogs al eerder aan bod:
24.06.2018: Bewegen, bewegen en bewegen… (beweegrichtlijn van de Gezondheidsraad)
26.11.2018: Nationaal Preventieakkoord: na bijstelling ambities versneld invoeren (urgentie)
07.12.2018: Maak ook bewegen en lichaamshouding van jeugd onderdeel van preventie
19.10.2019: Inspirerende artsen (01): Piet van Loon
09.07.2020: Preventie: een moeizame tocht van wieg tot graf (school, werk, thuis, ook sociaal)
10.04.2021: Aanpak preventie: benut het hele actieplan (multicausaal, integraal, vele wetten)
Noodzaak en waarde van bewegen
In Nederland zorgt weinig bewegen naar schatting voor 2,3 procent van de ziektelast. Ook leidt het tot 5.800 doden per jaar en €2,7 miljard aan zorguitgaven. Investeren in voldoende beweging gaat de maatschappij in meerdere opzichten dus veel opleveren. De maatschappelijke baten van meer bewegen en sport kunnen op basis van de huidige cijfers oplopen tot €25.000 – €100.000 per persoon die over de rest van zijn/haar leven aan de beweegrichtlijnen gaat voldoen. Deze opbrengsten zijn onder andere besparing op zorgkosten, een toename in arbeidsproductiviteit en een afname in ziekteverzuim. De sociale waarde van sporten en bewegen, zoals plezier, de sociale banden en een positieve invloed op cognitieve prestaties zijn hierin nog niet eens meegenomen. Om de doelstelling uit het Preventieakkoord te halen, zullen in de aankomende twintig jaar bijna vier miljoen mensen extra in beweging gebracht moeten worden, naast het in beweging blijven van de mensen die nu genoeg bewegen. Elke tien procent van de bevolking die meer gaat bewegen en die gedurende hun levensloop aan de beweegrichtlijnen blijft voldoen levert daarmee over die levensloop berekend potentieel een maatschappelijke opbrengst van twee miljard euro op. (Bron: Kamerbrief over Nederland vitaal en in beweging, 20 mei 2021).
Inspanning loont dus! Maar wáár staat NL nu?
Recente info over bewegen als bijdrage aan preventie
· De beweegrichtlijnen waar nu mee wordt gerekend zijn in 2017 opgesteld door de Gezondheidsraad. Deze richtlijnen stellen dat volwassenen 150 minuten per week matig intensief moeten bewegen, verspreid over diverse dagen, en dat kinderen 60 minuten per dag matig intensief moeten bewegen. Daarnaast omvatten deze richtlijnen ook het meermaals per week uitoefenen van bot- en spieroefeningen en het voorkomen van veel stilzitten. Hierbij geldt: elke beweging telt, meer bewegen is beter en geeft extra gezondheidsvoordeel. Gemiddeld iets meer dan de helft van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijnen. Er zijn groepen die ver achterblijven op het gemiddelde, denk aan 65-plussers, jongeren, mensen met een lichamelijke beperking en Nederlanders met een laag opleidingsniveau. In vergelijking met andere Europese landen zitten Nederlanders het meest. Gemiddeld zitten Nederlandse volwassenen op doordeweekse dagen bijna 10 uur. Het aantal zituren onder ouderen (65 jaar en ouder) is de afgelopen jaren zelfs toegenomen, tot gemiddeld 8 uur per dag. Veel zitten hangt samen met een hoger risico op hart- en vaatziekten en vroegtijdige sterfte. (Bron: Bijlage bij Kamerbrief VWS over Nederland vitaal en in beweging, 20 mei 2021). · Voor kinderen geldt dat maar 60 procent de beweegrichtlijnen haalt, zij zitten gemiddeld 7 uur per dag. Daarnaast loopt de motorische ontwikkeling van kinderen de laatste jaren terug. Tussen 2006 en 2016 zijn de prestaties van basisschoolleerlingen bij vijf van de acht gemeten motorische vaardigheden achteruitgegaan. Terwijl goede motorische vaardigheden essentieel zijn voor een leven lang bewegen en een gezonde ontwikkeling. · In de meest recente studie van het Mulier Instituut is vastgesteld dat vier procent van de kinderen tussen 11 en 16 jaar geen zwemdiploma heeft. In dezelfde studie is te lezen dat 99 procent van de kinderen van 12 jaar één of meerdere diploma’s heeft. Omgerekend hebben ongeveer 45.000 kinderen van 11 tot en met 16 jaar (nog) geen zwemdiploma. Lagere inkomens en mensen met een niet-westerse achtergrond lijken daarbij oververtegenwoordigd in de groep zonder zwemdiploma. Negen op de tien gemeenten hebben vangnetregelingen om de zwemvaardigheid en zwemveiligheid van kinderen te vergroten. De maximale steun varieert daarbij van 100 euro tot een volledig traject van A, B en C-diploma. (Bron: Antwoord op Kamervragen VWS, 19 mei 2021) · Elke dag belanden 500 kinderen met letsel op de eerste hulp (SEH). Dat is 1 kind per 3 minuten. Van de ernstige letsels bij 0 – 11-jarigen, is de oorzaak in 82% van de gevallen een val. Dit komt o.a. door slechte motorische vaardigheden bij kinderen, een groeiend maatschappelijk probleem. Vallen zelf is niet erg dat is juist belangrijk, het hoort bij opgroeien. Maar er ernstig letsel bij oplopen is vaak onnodig én te voorkomen. Hoe? Door kinderen te leren hoe ze een val moeten opvangen. “Kinderen bewegen steeds minder. Uit onderzoek blijkt dat 1 op de 4 kinderen een motorische achterstand heeft.” zegt Saskia Kloet, programmamanager bij Veiligheid.NL. “Ze lopen daardoor een groter risico op een ongelukkige val. Onze cijfers laten zien dat 82% van de ernstige letsels bij 0-11-jarigen wordt veroorzaakt door een val.” Opvallend is dat het vaak misgaat tijdens alledaagse activiteiten, daar waar je het niet gelijk verwacht. (Bron: Veiligheid.nl, het kenniscentrum letselpreventie, 19 mei 2021). · Elke vorm van beweging draagt bij aan gezondheidswinst, dit kan van een blokje wandelen tot intensief sporten zijn. Wandelen draagt bijvoorbeeld ook bij aan sociale cohesie. Sporters hebben meer zelfvertrouwen en minder depressieve klachten dan leeftijdsgenoten die niet sporten. En wat misschien nog wel het allerbelangrijkste is, is het plezier dat mensen hebben tijdens het sporten of bewegen. Juist dit plezier is een van de belangrijkste succesfactoren voor een leven lang bewegen. (Bron: Bijlage bij Kamerbrief VWS over Nederland vitaal en in beweging, 20 mei 2021). |
Bewegen als onderdeel van de leefstijl
We hoeven dit jaar niet allemaal als deelnemer naar de Olympische Spelen in Tokio of naar het EK voetbal. Bij primaire preventie is van belang voor alle leeftijden dat geldt dat vooral voor de mensen die nu nog (bijna) niet bewegen, elk beetje extra beweging veel gezondheidsvoordeel oplevert. Elke beweging telt. Zelfs als hiermee de beweegrichtlijn van de Gezondheidsraad nog niet wordt gehaald.
Maak nog graag ruimte in deze blog nog eens de voordelen te noemen. Meer bewegen verlaagt bij volwassenen en ouderen het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, depressieve symptomen en borst- en darmkanker. Specifiek voor ouderen geldt ook dat bewegen het risico op botbreuken verlaagt, evenals de kans op lichamelijke beperkingen en dementie. Ook voor mensen met chronische aandoeningen en beperkingen is voldoende bewegen als vorm van secundaire preventie van groot belang: het kan de ziektelast verlagen en voorkomen dat de aandoening verslechtert. Voor werknemers geldt dat minder zitten en meer bewegen tijdens de werkdag ook wordt geassocieerd met een hogere ervaren vitaliteit, sociale interacties met collega’s/relaties en verbeterde werkprestaties van werknemers. Tot slot, als kinderen meer bewegen op school leidt dat tot het langer vasthouden van de aandacht. Ook is er onderzoek beschikbaar dat meer bewegen kan bijdragen aan betere schoolprestaties, met name op het gebied van rekenen. Bewegen is de motor van de preventieve geneeskunde. (Bron: Stand van bewegen in Nederland, 20 mei 2021).
Juist daarom: jong geleerd = oud gedaan
De matige situatie bij “onze” kinderen rondom bewegen (zie kader boven) is natuurlijk zeer zorgelijk en vergt een ferme aanpak. In 2018 werd bekend dat in Nederland ruim 1,3 miljoen kinderen en jongeren te maken hebben met een chronische aandoening. Dat is ruim 1 op de 4 kinderen en jongeren in Nederland. Het gaat om aandoeningen zoals diabetes, reuma, taaislijmziekte, astma, eczeem maar ook psychische aandoeningen zoals depressie of ADHD. Het onderzoek liet zien dat kinderen en jongeren met een chronische aandoening net als hun ‘gezonde’ leeftijdsgenoten meedoen met school, sport en werk. Tegelijkertijd maakt het onderzoek duidelijk dat dit behoorlijk wat van de kracht en inzet van (ouders van) kinderen en jongeren zelf vraagt en dat ze zich hier niet altijd voldoende in ondersteund voelen. In vergelijking met hun ‘gezonde’ leeftijdgenoten, ervaren kinderen en jongeren met een chronische aandoening een lagere kwaliteit van leven, voelen zij zich in veel hogere mate door hun gezondheid belemmerd, hebben vaker minder vrienden dan ze zouden willen en maken zich vaker zorgen over hun toekomst. Dit is een belangrijke boodschap als we ons realiseren dat ruim een kwart van de kinderen en jongeren in Nederland een chronische aandoening heeft. (Bron: Een actueel perspectief op kinderen en jongeren met een chronische aandoening in Nederland, Verwey-Jonker Instituut, 8 april 2019).
Tot slot
Bewegen moet het nieuwe normaal worden (hier). De gebruikte beleidstermen om Nederland vitaler te krijgen met méér beweging zijn: meer voorlichting, communicatie, bewustwording, het creëren van een omgeving die uitnodigt tot bewegen (werk, school, opvang), inclusief sport en recreatie. Beleidstaal zoals ook is te lezen in het preventieakkoord.
Veel belangrijker is de geleverde eigen inspanning aan fitheid, individueel, aan/met de naasten en aan het collectief. En dan hebben we ook nog te maken met de impact van corona op het beweeggedrag (29 april 2021).
Het zijn deskundigen die veelal pragmatische en soms simpele adviezen geven over bewegen, vooral uit zorg voor nadelige consequenties bij de jeugd, bijvoorbeeld op gebied van de lichaamshouding (blog). Motto: schermtijd verruilen voor sport, beweging met aandacht voor de houding. Met nog als extra hedendaagse complicatie dat hoe hoger de BMI is (blog/blog), des te lager de bewegingsvaardigheid.
Denk aan adviezen als méér buiten spelen, stoeien, klauteren, ravotten, gymnastiek, zang en dans, vrije spelen of een spel gericht op balvaardigheid, balansvaardigheid en motorische coördinatie. Vrij spel bevordert op een speelse manier de ontwikkeling van de rugspieren, de houding, de lenigheid en het looppatroon. Een zandbak voor de fijne motoriek en/of te leren vallen. Denk ook aan het actief leren zitten op een stoel zonder leuning. Denk aan het geven van een rekstok als cadeau, of een hoepel of een korfbalmand samen met een voetbal. En voor de allerjongsten: baby’s niet te vroeg laten zitten, zitstoeltjes alleen voor vervoer als ze al sterk genoeg zijn, overdag buikligging, buikkruipen stimuleren en heel veel fysieke prikkels als kietelen, kiekeboe, in de lucht tillen en lekker stoeien. Etc.
Bewegingsonderwijs op school uiteraard ook aandacht geven via de leerlijnen balans, mikken en jongleren, hardlopen, springen, zwaaien en doelspelen als driedimensionaal spel. Maar toch vooral niet te veel de verantwoording omtrent reguliere opvoedkundige taken, horend bij ‘gewoon’ bewegen thuis én met schermtijdreductie, op het bord leggen van een ander.
Voor fitheid is een inspanning nodig. En dat ‘spel’ kan ook op een leuke manier worden gespeeld met voldoende aandacht en plezier. Leuker kunnen we bewegen altijd maken, soms ook makkelijker.