Zelden heeft een uitspraak van het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zoveel reacties opgeleverd als de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Zwolle (RTCZ). Volgens het tuchtcollege nam de huisarts niet de regie van de palliatieve zorg van de in 2016 overleden patiënt bij een veelheid van specialistische behandelingen en medicatie bij een ontstaan delier. Ook zou de huisarts tekort zijn geschoten in de zorg voor de partner van patiënt, die ook de klacht heeft ingediend. Het Tuchtcollege verklaart de klacht als gegrond en legt verweerster (huisarts) de maatregel van waarschuwing op. Na recente publicatie van de uitspraak in Medisch Contact reageerden 53 artsen verontwaardigd en vol ongeloof. Wat is hier nu aan de hand?

Chronologie

04.07.2017: klacht over huisarts binnengekomen bij RTCZ

23.02.2018: openbare zitting RTCZ

26.03.2018: datum uitspraak RTCZ en datum publicatie

07.05.2018: einddatum om in hoger beroep te gaan (is niet gebeurd)

04.12.2018: publicatie uitspraak in Medisch Contact

05.12.2018: Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) reageert

03.01.2019: Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) gaat in gesprek met het Tuchtcollege

Doel Tuchtcollege: betere zorg

In elke uitspraak wordt het doel van het Tuchtcollege genoemd. Citaat:” Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard”. Nu mag eenieder van het vonnis het zijne/hare vinden, maar hier bij deze complexe casus alle inspanningen van de huisarts belonen met een waarschuwing draagt niet bij aan vertrouwen aan een toetsend college. In alle reacties zijn ook geen leerpunten te lezen, zij hebben louter een veroordelend karakter.  

Nut Tuchtrecht

Citaat: “Primair doel van het medisch tuchtrecht is het verbeteren van de kwaliteit van zorg, door van fouten te leren en preventieve maatregelen te nemen. Het tuchtrecht is een kwaliteitsinstrument, maar functioneert niet als zodanig. Veel artsen zien het nog als puur strafrecht” (artikel). In de tuchtcolleges zijn naast juristen, ook leden-beroepsoefenaren actief onder wie ongeveer 240 artsen. Dat geldt ook voor het RTCZ, waar op de ledenlijst de namen prijken van vijf huisartsen. Bij de bewuste uitspraak zijn ook drie huisartsen betrokken geweest, interessant is dan te weten wat hun rol is geweest. Hoe kan het zo misgaan? Citaat: “er wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de juridische aspecten van het tuchtrecht. Maar er is te weinig en geen gecoördineerd onderzoek naar medische aspecten van het tuchtrecht. Zo is bijvoorbeeld onderzoek nodig naar de impact van beslissingen op beroepsgenoten, invloed op richtlijnen, dilemma’s van leden-beroepsgenoten, ethische kwesties, ervaringen van patiënten en een vergelijking met buitenlandse tuchtcolleges. Alleen zo ontstaat een goed beeld van de rol en positie van het tuchtrecht binnen de beroepsgroep”. De auteurs van dit artikel pleiten voor het oprichten van een universitair onderzoeksinstituut om coördinatie en uitvoering van een dergelijk onderzoek ter hand te nemen.

Opmerkingen uit de massale reacties bij deze uitspraak die wachten op antwoord

Het is een goede zaak van de beroepsorganisaties dat zij na deze uitspraak aan de bel trekken. Een onderzoek, al dan niet samen met de KNMG, moet antwoord geven op de vragen die in de reacties gesteld zijn:

  • Veel opschrijven in het journaal (S-regel) van de huisarts wordt hier geduid als defensief handelen en wordt als negatief beoordeeld. Artsen die echter te weinig opschrijven hebben in het verleden het verwijt gekregen onvoldoende bij te dragen aan dossiervorming. Hoe zit het nu?
  • In welke mate mag, juist in deze fase van het leven, zorg worden afgedwongen?
  • Gezamenlijk draagvlak voor beleid heeft altijd de voorkeur. Maar is niet altijd aanwezig. Regie nemen is natuurlijk wenselijk, maar dat betekent niet altijd dat je de regie ook krijgt. Wilde de huisarts de regie niet nemen of hebben anderen dat belet? Waar begint/eindigt de verantwoordelijkheid van de wilsbekwame patiënt en/of familie?
  • Welke beleidsregels, de laatste jaren toegevoegd, hebben het voor de huisarts gemakkelijker gemaakt de regie te nemen bij de palliatieve zorg? Ik denk aan inzetten van voldoende uren verpleging en verzorging, het per direct kunnen regelen van een ELV-bed (palliatief), het onmiddellijk in kunnen zetten van hulpmiddelen zoals bv. een subcutane morfinepomp en/of hoog-laagbed, het thuis snel kunnen consulteren van een specialist, een netwerk palliatieve zorg, een verpleeghuisbed met een Wlz-indicatie?
  • Mag in deze zaak als klacht bij het tuchtcollege worden geaccepteerd: “had beloofd dat patiënt geen lijdensweg zou krijgen, maar dat hij dat wel heeft gehad”?
  • Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft 110 zorgstandaarden beschreven en eveneens 110x is daarbij gesteld dat het richtlijnen zijn, waarvan in omstandigheden kan worden afgeweken. Maar als een richtlijn bij het Tuchtcollege ineens de norm wordt, waar zijn we dan mee bezig? Dan wordt de zorg slechter! Immers bij persoonsgerichte zorg, en zeker bij palliatieve zorg, staat niet de ziekte, maar de zieke centraal.
  • Ook de beroepsgroep zelf heeft een verantwoordelijkheid namelijk om bij release/update van richtlijnen af te vragen c.q. er zich van te vergewissen dat de huisarts qua tijd, middelen, personeel en randvoorwaarden voldoende toegerust is om het beschreven, gewenste, niveau van zorg te leveren. Richtlijn zonder implementatieprotocol en uitgewerkte set randvoorwaarden zou niet meer moeten mogen.
  • Wat is nu de impact van déze uitspraak op het gedrag van huisartsen in de (palliatieve) zorg?
  • Wie controleert de controleur? En zijn de leden van de controleur nog representatief om anno 2019 de inhoud en context op de werkvloer naar behoren te duiden?

Tot slot

Zowel de patiënt als de zorgprofessional hebben belang bij een objectieve beoordeling. Een beoordeling uitgevoerd door leden van het tuchtcollege met compassie, competentie en kennis van dagelijkse gang van zaken. Dat geldt voor alle juristen, artsen en leden-beroepsoefenaren van het tuchtcollege.  Wie niet de dagelijkse praktijk op de werkvloer kent, moet zich onthouden van een beoordeling. Het publiceren van uitspraken in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant en in tijdschriften zoals ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’, ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’ en ‘Medisch Contact’, heeft alleen zin als het tuchtrecht bijdraagt aan betere zorg.

Eerdere blogs gerelateerd aan rechtspraak

15.06.2017: De transparantie voorbij…

14.06.2018: Ongelukkige uitspraak rechtbank bij conflict rond borgen ANW-huisartsenzorg