Een chirurg wil begin deze maand per vliegtuig een jaarcongres in Amerika bezoeken, maar de vlucht loopt vanwege de sneeuw op Schiphol vertraging op. Juist op moment van vertrek, 6 uur later, krijgen piloten het bericht dat het niet is toegestaan te vertrekken: door het lange wachten zijn de werktijden van de piloten overschreden. De chirurg moest onverrichterzake met de trein naar zijn huis in Nederland en vraagt zich in een ingezonden brief in Medisch Contact (MC) af waarom in de luchtvaart wel en in een hoogrisico-omgeving als van een ziekenhuis geen regels zijn gesteld over de hoeveelheid arbeid en werktijden. Ook vindt de chirurg het opvallend dat de Inspectie (IGJ tegenwoordig) een ‘zero tolerance’-beleid heeft als het gaat om het dragen van sieraden onder de witte jas, maar op het punt van werktijden van medisch specialisten in relatie tot veiligheid de IGJ  nog nooit iets heeft durven zeggen.

Geschiedenis

In hetzelfde nummer van MC is over vroegere werktijden van artsen ook het een en ander te lezen.

1890: De dokter evenwel verkeert in de buitengewone positie, dat hij nooit zeker is van een uur slapen, en dan bovendien, wanneer hem de nachtelijke rusturen worden geroofd, den volgenden dag geen tijd heeft om dien achterstand in te halen, maar, of hij wil of niet, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds weer frisch en opgewekt moet zijn.

1900: Twintig patiënten in twintig minuten

1932: Op ieder spreekuur komen niet minder dan 200 personen. Onder deze omstandigheden benijdt spreker deze doctoren niet. Zij verrichten een werk, dat hun gezondheid bedreigt

1963: doktersvrouw: Mijn man heeft een huisartsenpraktijk. “Een drieploegenbedrijf door één man bediend”, zegt hij vaak uit de grap. Hij werkt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, zes dagen per week, en vaak nog een groot gedeelte van de zondag erbij. Het gevolg is natuurlijk, dat zijn gezin door hem niet zuinig wordt verwaarloosd. De kinderen weten nauwelijks wat een vader in het gezin is. Alles gebeurt in ijltempo, of helemaal niet.

1979: Huisartsen pleiten bij een huisartsenoverschot voor een verkleining van het praktijkgemiddelde van 2600 naar 2000 patiënten.  (NB: AM: per 1.1.2018, dus 39 jaar later, wordt de normpraktijk huisarts verlaagd naar 2095)

2017: artikel + blog.

Arbeidstijdenwet (ATW)

In de ATW (1996) zijn werktijden, pauzes en rusttijden wettelijk geregeld. Maar onder andere medisch specialisten en huisartsen zijn, met andere beroepsgroepen, uitgezonderd van deze wet. De reden was dat van beide beroepsgroepen een mate van autonome beslissingsbevoegdheid werd toegekend betreffende de organisatie van de eigen arbeidstijd. Toch kent de ATW de mogelijkheid in artikel 2:7 om zelfstandigen onder te brengen in de ATW. Deze discussie speelde in 2001 bij een wetsevaluatie uitgevoerd door Bureau Regioplan. De Orde en de ziekenhuisverenigingen hebben dat rapport aan flarden geschoten, daarmee bevestigd dat de ATW niet op de ziekenhuisartsen van toepassing te laten zijn.  De huisartsenvereniging (LHV) vond het rapport wel een goede weergave geven van de werkdruk van huisartsen. De LHV heeft in die tijd nooit een formeel standpunt ingenomen over de vraag of de ATW van toepassing moest zijn voor huisartsen. De LHV wilde eerst aanvullend onderzoek naar de invloed op werktijden van de introductie van huisartsenpost, naar invloed van de Mededingingswet, de schaarste problematiek en de mogelijke effecten op bestaande contractuele verplichtingen naar patiënt en zorgverzekeraar. Op die suggestie van de LHV is nooit gereageerd. Sterker, VWS heeft toen in een brief (IBE/BO-2300060, 19 juli 2002) aan de Tweede Kamer gemeend te moeten schrijven dat de LHV in principe tegenstander was van het onder de ATW brengen van huisartsen…

Toezichthouder NZa

Het gezaghebbende Institute of Medicine formuleerde in 1999 zes criteria of doelen van kwalitatief goede zorg: effectiviteit, veiligheid, tijdigheid, efficiëntie, gelijkwaardig toebedeeld, patiënt georiënteerd.  Inderdaad is er ten aanzien van het criterium veiligheid in de zorg nooit een uitspraak geweest over werktijden, pauzes en rusttijden van artsen als vrije beroepsoefenaren. Dit wordt ook gesignaleerd in de hedendaagse discussie over het werk op de huisartsenpost (blog/blog en eerder). Behalve de discussie over de veiligheid is het ook gerechtvaardigd melding te maken van het niet betalen van overuren op basis van de door de NZa gekozen en selectief toegepaste systematiek van BBRA-beloning. De toezichthouder doet dat door het huisartsenwerk te vergelijken met het werk van ambtenaren.

Eindconclusie

Lange werktijden hebben de artsen altijd gehad. Noch de overheid, noch de toezichthouders, noch de beroepsverenigingen hebben zich in 2001 bij de wetsevaluatie ingezet om de werktijden van artsen als vrije beroepsoefenaren als Algemene Maatregel van Bestuur te reguleren in artikel 2:7 van de ATW. Mogelijk met gefundeerde redenen. Hiermee is de discussie over veilige werktijden voor arts en diens ‘veilige’ zorg voor de patiënt niet beëindigd. Recent heeft bv. de Gezondheidsraad advies uitgebracht over de nadelige gezondheidseffecten als gevolg van werken in de nacht. Met de constatering dat de kans op nadelige effecten toeneemt naarmate iemand meer jaren nachtdiensten draait. Wordt (dus) vervolgd.