Nederland kent in de wereld van de zorg als fundament 5 stelselwetten. Een ervan is de Zorgverzekeringswet die per 2006 is ingevoerd. In een drieluik van blogs ga ik terug in de tijd om te kijken hoe deze wet tot stand kwam. De motivatie voor deze nieuwe zorgwet was destijds dat in het oude stelsel, deel ziekenfonds, deels particulier, de overheid niet in staat was gebleken de belangrijkste knelpunten in de zorg aan te pakken. Knelpunten, zoals daar destijds waren: wachtlijsten en ondoelmatige besteding van middelen…
Met concurrentie (concurrentiele inkoop, individuele contractering zonder individuele onderhandelingsmogelijkheid) en “gereguleerde” marktwerking zouden voor alle partijen (zorgverzekeraars, zorgaanbieders, zorgvragers) financiële prikkels worden geïntroduceerd om efficiënter en klantgerichter werken in de zorg te bevorderen. Wat is zestien jaar later daarvan terecht gekomen? Wat zijn de leerpunten nu de zorg een kritisch punt heeft bereikt (NZa, 13 oktober 2022)?
Op het moment van invoeren van de Zorgverzekeringswet was er al een kwart eeuw politieke strijd gevoerd hoe nu een (andere) basisverzekering voor alle burgers in te voeren:
- Staatssecretaris Hendriks, kabinet den Uyl, 1973-1977
- Staatssecretaris Dees, kabinet Lubbers II, 1986-1989
- Staatssecretaris Simons, kabinet Lubbers III, 1989-1994
En al deze pogingen waren mislukt. Dus moest minister Hans Hoogervorst in 2005 de klus klaren en (wel) slagen.
Een serie van drie blogs
In deze eerste blog geef ik het woord aan Hans van der Schaaf. Hans werkte begin jaren 90 van de vorige eeuw als beleidsmedewerker bij een subkoepel van particuliere zorgverzekeraars. Een deel van zijn betoog is ook te lezen bij de Stichting Beroepseer (Hans, 2 juni 2021).
Een ander deel staat in een door hem geschreven brief, die zorgvuldig wordt bewaard, in geval het ooit tot een parlementaire enquête over de Zorgverzekeringswet gaat komen. Met zijn permissie mag ik daaruit citeren.
In mijn tweede blog beschrijf ik het politieke proces rondom de eeuwwisseling van de totstandkoming van de Zorgverzekeringswet en wie daarbij de hoofdrolspelers waren.
De derde blog, de slotblog, gaat over het uiteindelijke resultaat van 2006 en waarom het anno 2022 nog steeds nuttig is om zowel terug te blikken als vooruit te kijken.
Blog I: de doorslaggevende rol van werkgevers
Voordat de politiek na jaren strijd per 2006 tot een besluit kon komen en op de nieuwe zorgwet een definitieve klap kon geven, speelde een andere partij de hoofdrol: de werkgevers.
Het woord is aan Hans van der Schaaf (met zijn bijdrage, geschreven in de ik-vorm)
De aftrap van ons huidige zorgverzekeringsstelsel. In 1990 en 1991 werkte ik als beleidsmedewerker bij een subkoepel van particuliere zorgverzekeraars. Wat hieronder staat maakte ik daar van dichtbij mee. Eerst een korte toelichting: We hadden in die tijd twee typen van zorgverzekeraars. Het eerste type was die van de regionale ziekenfondsen. Daar raakte je verzekerd als je onder de ziekenfondsgrens verdiende. Je werkgever betaalde dan 80 procent van je premie. Ongeveer 70 procent van ons zat in het ziekenfonds. De ziekenfondsen waren verenigd in de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen/Zorgverzekeraars (VNZ) te Zeist. Kwam je boven deze ziekenfondsgrens dan moest je je particulier verzekeren. Je werkgever betaalde dan 50 procent van je premie. De particulieren waren verenigd in het Kontaktorgaan Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars (KLOZ) te Houten. Het KLOZ was een club van een aantal subkoepels. Eén daarvan was de NPZ te Bunnik. De NPZ richtte zich speciaal op overstappers van ziekenfonds naar particulier. Het Zilveren Kruis, VGZ, CZ en Menzis (toen RZG) waren haar leden. Daar werkte ik toen. Vanaf 1989 hadden we een CDA-PvdA regering (Kabinet Lubbers III, 7 november 1989 tot 22 augustus 1994) met Simons van de PvdA als staatssecretaris gezondheidszorg (tot 1994). Deze vroeg zich af waarom er twee typen zorgverzekeraars waren. Waarom niet één? Zijn plan was dat iedereen in het ziekenfonds moest. Dit plan zou het einde van Het Zilveren Kruis betekenen. Het was een verzekeraar zonder ziekenfonds. Men was gespecialiseerd in collectieve contracten met grote werkgevers. Hoe meer verzekeringen je als werknemer afsloot, hoe meer korting je kreeg. Dus niet alleen voor ziektekosten, maar ook auto, brand etc. verzekeringen. Omdat iedereen straks verplicht ziekenfonds verzekerd zou zijn, zou dit verdienmodel niet meer werken. Dankzij de goede kontakten met de werkgevers had men toegang tot het VNO-NCW. Daar presenteerde men een ander stelsel: Iedereen particulier verzekerd. Met onderling concurrerende zorgverzekeraars. Dat betekende dat werkgevers voor iedere werknemer nog slechts 50 procent van de zorgpremie hoefden te betalen. En niet straks voor iedereen 80 procent. De VNO-NCW-voorzitter van toen, Rinnooy Kan (voorzitter VNO, 1991 tot 1996), daagde Simons vervolgens uit voor een discussie op tv over diens ziekenfondsplan. Rinnooy Kan gebruikte daarbij argumenten die het werkelijke belang van de werkgevers verhulde. Simons kon de quasi-argumenten tegen zijn plan niet weerleggen en diens plan werd vervolgens door het CDA politiek aan de kant gezet. Kort daarna werd Wiegel van de VVD ingehuurd om ons huidige particuliere zorgverzekeringsstelsel op de rails te zetten. [Hans Wiegel, voorzitter KLOZ, 1 februari 1994 tot 1 januari 1995 en voorzitter ZN (Zorgverzekeraars Nederland), van 1 januari 1995 tot 1 februari 2012]. Dat het nog tot 2006 moest duren heeft te maken met het vormgeven van het zogeheten ‘vereveningsstelsel’. Zie hieronder. Dat was een lastige klus. Tussenstap 1. Ons huidige zorgverzekeringsstelsel is het resultaat van een stille coup rond een hoop geld. Namelijk de miljardenmarkt rond onze zorgpremies. Een coup heimelijk vormgegeven door een aantal zorgverzekeraars, onze werkgevers en sommige politici. Dat onze zorgverzekeraars nu moeten concurreren is daarom uitsluitend het gevolg van de logica horend bij dit belang. Niet om onze zorgpremie laag te houden. Het wordt echter nog wel steeds als argument gebruikt om het werkelijke belang te verhullen en de coup maatschappelijk te kunnen verkopen. We werden en worden op deze wijze als verzekerden op het verkeerde been gezet. Nog steeds. Ook politiek. De NPZ. Als eerste vindt u als bijlage 1 het bewijs dat ik van 1 december 1990 tot 1 december 1991 bij de (Vereniging van) Non-Profit Ziektekostenverzekeraars te Bunnik heb gewerkt. Afgekort tot ‘de NPZ’. Het Zilverenkruis, CZ, CVZ en Menzis (toen RZG) waren toen haar leden. De nu vier grote zorgverzekeraars. De NPZ was zelf lid van het KLOZ te Houten. Voor die tijd had ik op diverse posities in de zorg gewerkt. Maar door de veranderingen die er zouden komen vanwege het Plan Simons wilde ik ook de wereld van ziektekostenverzekering wel eens leren kennen. De NPZ had een vacature voor een beleidsmedewerker. Ze hebben mij toen uitgekozen. Het Plan Simons. Het plan van de toenmalige staatssecretaris Simons (PvdA) hield in dat het nergens voor nodig was dat er én ziekenfondsen én particuliere ziektekostenverzekeraars waren. Bij de eerste kwam je terecht als je onder de ziekenfondsgrens verdiende. Bij de laatste als je daarboven verdiende. We zouden nu allemaal onder een (regionaal) ziekenfonds gaan vallen. Het was een nog weinig concreet plan. Maar bedreigend genoeg om tot actie te dwingen. Zeker bij het Zilveren Kruis. Het Zilveren Kruis. Het Zilveren Kruis was toentertijd een uitsluitend particuliere verzekeraar. Het had geen ziekenfonds. En daar zat dus precies het probleem. Het sloot collectieve contracten af met grote werkgevers. Niet alleen wat betreft ziektekosten, maar ook auto-, brand-, etc. verzekeringen. Hoe meer je als werknemer afnam, hoe groter je korting. Bij invoering van het Plan Simons zou dit verdienmodel waarschijnlijk kopje onder gaan. Dat moest dus voorkomen worden. De Coup. Ik noem wat ik nu ga beschrijven met reden De Coup. Hieronder leest u waarom: Het Zilveren Kruis had drie directieleden. Ik noem ze hier nummer 1, nummer 2 en nummer 3. In bijlage 2 vindt u hun ware namen. Nummer 3 zag ik slechts één keer. In Noordwijk. Daar zat het Zilveren Kruis. Normaal gesproken was er één keer per maand een NPZ-vergadering. Dan kwamen de directieleden van alle vier de verzekeraars naar Bunnik. Maar het viel op dat Nummer 1 en 2 daarnaast ook vaak in Bunnik kwamen. Nummer 1 zat dan vaak op het secretariaat te overleggen en opdrachten te geven. Nummer 2 kwam vaak even ‘buurten’. Hij woonde niet zo ver van Bunnik. Hij hield ons op de hoogte wat betreft de voortgang van De Coup. Een eerste mededeling hierover was: “Ja, we (nummer 1, 2 en 3) hebben het hele weekend op een boot gezeten om elkaars nieren te proeven. Of we het wel aandurfden wat we willen gaan doen. Maar we gaan het doen! “. Enige tijd daarna: ”We gaan nu met de werkgevers (VNO-NCW) praten. Want er is een EEG-rapport uitgekomen waaruit blijkt dat de Nederlandse werkgevers er in Europa slecht voor staan. Ken je dat rapport?”. Toelichting: In die tijd betaalden werkgevers van ziekenfondsverzekerden 80 procent van hun premie. En voor particulier verzekerden 50 procent. Dus als iedereen nu particulier verzekerd werd dan scheelde de werkgevers dat een forse slok op een borrel aan (premie)kosten. Plus dat de dreiging van straks iedereen 80 procent indien Simons zijn zin kreeg ook meehielp. De missie slaagde: Korte tijd daarna kwam de aankondiging dat Simons op de televisie uitgedaagd zou gaan worden over diens Plan door Rinnooy Kan; de voorzitter van VNO-NCW. Toelichting: Rinnooy Kan won de discussie met een fake-dreigement: Met het Plan Simons zou iedereen een bijna gratis OVJ-kaart voor de zorg gaan krijgen. Dat was onbetaalbaar. (Onzin natuurlijk: De huisarts is hier poortwachter en regisseur. Niet de patiënt.) Simons wist het dreigement niet te weerleggen. Het CDA trok vervolgens haar steun aan het Plan Simons in. Kort daarna kwam de mededeling “We gaan nu met het ZAO (Ziekenfonds Amsterdam en Omstreken) praten. Hebben we meteen flink volume”. Toelichting: Het point of no-return was dus gepasseerd. De Coup was geslaagd. Men ging nu dus een groot ziekenfonds binnen halen. Want dat was nodig. En verzekeraars willen altijd veel verzekerden (= volume). Dan kun je grote risico’s over veel verzekerden spreiden. Het Zilveren Kruis is nu de grootste zorgverzekeraar. Daarna heb ik nog net meegemaakt dat Wiegel werd binnen gehengeld om de politieke kar van het geheel te gaan trekken. Hij werd voorzitter van eerst het KLOZ en daarna van ZN. * Als laatste nog een belangrijke opmerking van nummer 1: Halverwege boven beschreven proces kwam de mededeling dat ‘Achmea’ was opgericht. Ik vroeg nummer 1 waar dat voor was. Citaat: ”Dat wordt een flottielje van financiële dienstverleners die allemaal dezelfde kant op varen”. Toelichting: Men realiseerde zich goed dat het Zilveren Kruis nu een giga verzekeraar ging worden. Met het financiële volume van een groot ziekenfonds en de kennis van een particuliere ziektekostenverzekeraar hoe je de regelmatige premie-inkomsten afgezet tegen de fluctuaties van de uitgaven het meest optimaal kunt managen. Maar dat moet je niet zelf doen. Omdat je er winst over maakt. Want we bleven ten slotte ‘Non-Profit’ nu Zorgverzekeraars. De giga financiële omslag van ziekenfondspremies van publiek- naar privaatgeld en welke financiële mogelijkheden dat gaf heeft de afgelopen jaren tot mogelijk forse winsten ‘elders’ geleid waar wij als verzekerden volledig naar konden fluiten. Zie hier het echte belang van De Coup. Het is belangrijk dit goed in beeld te krijgen. Bij alle zorgverzekeraars. * Epiloog. Waarom ze me hebben aangenomen toentertijd weet ik nog steeds niet. Van mijn ervaring en expertise is geen gebruik gemaakt. Behalve dan één keer wat betreft statistiek. Misschien was ik gewoon te vroeg in die wereld. Maar het heeft dus wel dat opgeleverd wat ik boven heb beschreven. Dat is de moeite meer dan waard. Wat ik er heb geleerd is dat een verzekering een juridisch-financieel product is. Je kunt alles verzekeren. Als je maar weet wat het risico voor een bepaalde ‘schade’ is. En hoe groot die ‘schade’ dan is. Daarna kun je de premie vaststellen. Je hoeft dus bij een autoverzekering niet te weten hoe je een auto uitdeukt. Als je maar weet wat zoiets gaat kosten. En bij een zorgverzekering dus ook niet wat in wat voor gevallen wat aan zorg nodig is. Als je maar weet wat het kost. Maar helaas: zoiets kun je bij auto’s mogelijk best doen. Maar niet bij ons mensen. En daar zit dus het probleem. Daar heb je meer voor nodig. Kreta, 19 oktober 2021 |
Beschouwing
Twee zaken zijn bij dit betoog heel opmerkelijk. Allereerst dat werkgevers voorstelden dat zij liever een stelsel hadden waar ze maar 50% van de kosten hoeven te betalen en dat de politiek gevoelig was voor deze lobby met dit statement. Althans het politieke deel met nauwe connecties met het bedrijfsleven.
Ook de opmerking van Hans van der Schaaf dat deze zorgverzekering een juridisch-financieel product is, is treffend. Het was dan ook in het vervolgtraject duidelijk dat noch zorgverleners noch burgers veel in de melk te brokkelen hadden bij de uitwerking van dit “akkoord” (zie blog 2).
Op 1 januari 1995 werden de VNZ en het KLOZ samengevoegd tot Zorgverzekeraars Nederland (hier), met behoud van hun voorzitter: Hans Wiegel.
De Groene Amsterdammer (2 maart 1994) vatte de gewijzigde machtsverhouding als volgt samen
“Het lijkt wel afgesproken werk, zo symbolisch is het feit dat het tijdstip van terugtreden (26 februari 1994) van staatssecretaris Simons van Volksgezondheid nagenoeg samenvalt met het moment van aantreden van Hans Wiegel als opperhoofd van de gefuseerde landelijke organisaties van ziekenfondsen (VNZ) en particuliere ziektekostenverzekeraars (KLOZ). Het is tekenend voor de gewijzigde machtsverhoudingen in de gezondheidszorg. Waar Simons’ vaandelvlucht het politieke onvermogen onderstreept om greep op dit complex te krijgen, is Wiegels verschijning een uitdrukking van het feit dat de verzekeraars definitief het initiatief hebben overgenomen.” |
De machtspolitiek van werkgevers: (Bron: Wikipedia).
De cruciale rol van Alexander Rinnooy Kan is door van der Schaaf duidelijk beschreven. Hij was van 1991 tot 1996 voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Ondernemers (VNO) en, na de fusie tussen de VNO en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW), voorzitter van de VNO-NCW. Hij was daarmee een van de voornaamste woordvoerders van het Nederlandse bedrijfsleven en kon in die hoedanigheid onbeperkt lobbyen zorggelden en aanstaande wetgeving te sturen.
Deze invloed werd mede in de hand gewerkt omdat Nederland naast wachtlijsten nog een tweede probleem had, namelijk de kostenstijging in de sociale sector. Waarbij de kosten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid ongeveer € 15 miljard per jaar waren wat betreft WAO premies en loondoorbetaling bij ziekte (boek).
Rinnooy Kan is al die jaren daarna invloedrijk politicus gebleven. Van 1996 tot 25 april 2006 was hij lid van de raad van bestuur van ING Groep. En in april 2006 volgde hij Herman Wijffels op als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) nadat hij unaniem was voorgedragen door de werkgevers- en de werknemersvertegenwoordigers in de SER.
Dezelfde SER die ook in het huidige tijdsgewricht (hier en hier) zich laat horen over de gezondheidszorg (blog).
Aanvankelijk hadden de werknemersorganisaties wel bezwaren tegen zijn SER-benoeming, omdat Rinnooy Kan in het verleden woordvoerder van de werkgevers was. Bovendien vonden de vakbonden hem een voorbeeld van een topfunctionaris met een veel te hoog salaris (bij de ING Groep), waar zij juist tegen protesteerden. In 2012 liep Rinnooy Kan’s voorzitterstermijn af.
De meest invloedrijke persoon van Nederland
Dagblad de Volkskrant publiceerde ten tijde van de start van de Zorgverzekeringswet elk jaar een Top 200 van de meest invloedrijke Nederlanders. Het uitgangspunt voor deze lijst was een wetenschappelijke netwerkanalyse, uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam. Alexander Rinnooy Kan won deze verkiezing drie keer op rij: in 2007, in 2008 en in 2009.
En wie won deze verkiezing in 2010? Bernard Wientjes, de nieuwe voorzitter van…. VNO-NCW.
In de toelichting voor deze keuze schreef de Volkskrant destijds onder andere dat “VNO-NCW deze zomer een succesvolle lobby voerde bij de kabinetsformatie…”
Wordt vervolgd…
De twee volgende blogs komen binnenkort:
Zorgverzekeringswet: de aanloop en politieke besluitvorming (2)
Zorgverzekeringswet: het resultaat per 2006 en het nut van een terugblik (3)