De staatssecretaris VWS informeerde deze week de Tweede Kamer dat de uitgaven 2014 voor medisch specialistische zorg (MSZ) 205 miljoen euro lager uitpakken dan geraamd. “Een meevaller voor het demissionaire kabinet”, zo las ik. Nog steeds krijgt de huidige minister complimenten vanwege een bereikte trendbreuk bij “de al maar stijgende zorgkosten”. Maar op basis van welke argumenten is deze onderschrijding van 205 miljoen bij de MSZ een positief feit? Het feit dat ziekenhuizen niet bang hoeven te zijn voor een naheffing? Wat wordt hier bedoeld? En wat is er goed aan nieuws over 2014, gepresenteerd in …april 2017?
Er is inmiddels meer informatie. In 2015 zijn de omzetten in ziekenhuizen gestegen, terwijl de productie in termen van klinische dagen en poliklinische bezoeken afnemen. Maar ook de ziekenhuiscapaciteit en de ligduur daalden in 2015. (Intrakoop, 2016, n=79)). Op welke zorglocatie elders wordt deze (blijkbaar verschoven) zorg dan nu geleverd? Eerste lijn? Wlz?
Met een dalende productie boekten de ziekenhuizen samen in 2015 een nettoresultaat van 541 miljoen euro. Het gaat niet met elk ziekenhuis goed: 8% schrijft in 2015 nog rode cijfers.
Uit de BDO-benchmark Ziekenhuizen 2016 (n=68) blijkt met de invoering van integrale tarieven een dalend rendement. Met wel een verbetering van de solvabiliteit en liquiditeit, met name door verkorting van de DBC-doorlooptijden (van 365 naar 120 dagen) en de voorschotten van verzekeraars.
Gefuseerde ziekenhuizen geven voor alsnog geen beter financieel resultaat.
De wachttijden in ziekenhuizen lopen op (Mediquest,2016), maar blijven vooralsnog binnen de Treeknormen. Vanuit patiëntperspectief zijn deze door eenieder geaccepteerde normen bij wachttijden overigens wel erg ruim: maximaal 4 weken voor polikliniekbezoek en diagnostiek. En zelfs maximaal 7 weken tussen indicatiestelling operatie en de hierbij horende opname (NZa, 2015).
Veel goede adviezen over betere ziekenhuiszorg zijn te lezen in Medisch Contact: over de organisatie (Wittens, 2016), over het maken van keuzes bij zorgaanbod samen met patiënten (van Houdenhoven, 2016), over de zinloosheid van prijslijsten (Levi, 2016) etc.
Of een budgetonderschrijding goed nieuws is, kan pas worden beoordeeld als alle hier genoemde twaalf parameters (cursief) van alle 114 ziekenhuizen en 227 ZBC’s in één rapport binnen een half jaar na het aflopen van het boekjaar openbaar worden gemaakt. Pas dan kan eenieder oordelen of een onderschrijding voor de sector een positieve bijdrage heeft geleverd aan een meer doelmatige, toegankelijke en betaalbare tweedelijns zorg in Nederland.