Het CBS meldt vandaag dat in 2017 er 97,5 miljard euro uitgegeven is aan zorg. Dat is 2,0 miljard meer dan in 2016. De zorguitgaven groeiden minder hard dan de economie in 2017. Want de zorguitgaven in brede zin namen met 2,1 procent minder snel toe dan het bbp, dat in 2017 met 4,3 procent (in werkelijke prijzen) groeide. Het aandeel van de zorguitgaven in het bbp daalde daardoor van 13,6 procent in 2016 tot 13,3 procent in 2017. De uitgaven aan huisartsenpraktijken namen met 3,4 procent toe. Tot de huisartsenzorg wordt ook de multidisciplinaire zorg, zoals voor patiënten met diabetes of astma, gerekend. De uitgaven aan deze vorm van zorg namen in 2017 met 6,3 procent toe. Aldus het CBS…

Wat zeggen deze kostencijfers van het CBS nu eigenlijk?

Het CBS baseert de kostencijfers op basis van gegevens van de Belastingdienst. De cijfers geven weliswaar een betrouwbaar beeld van de kosten/inkomen, maar altijd na dat het zorgbeleid is ingezet. Omdat beheersing van zorgkosten als zorgbeleid een telkens terugkerend thema is, is er bij kostenbewaking permanent overheidssturing aanwezig. Deze sturing vindt in het beleid plaats langs vier wegen. Innovatie wordt weliswaar aangeprezen, maar de invoering wordt op eigen wijze gemanaged (zie bv. blog over eHealth). Verder is er sturing door de overheid op prijsstelling met daarnaast budgetmaximering. Bij huisartsenzorg worden bijvoorbeeld niet alleen de tarieven van alle basiszorg door de overheid (NZa) top-down opgelegd, maar is er ook een regeling van terugbetaling bij budgetoverschrijding.  De derde vorm van interventie is de sturing op kosteneffectiviteit, waarbij wordt gestreefd om binnen een vast budget de kosten en/of de vergoeding te temperen en gelijktijdig de opbrengst te maximaliseren. Tot slot vindt sturing door de overheid plaats langs de weg van het mee herbenoemen van wat gepaste zorg is. Dit gebeurt met hulp van verzekeraars met het benadrukken van begrippen als triple aim, Value Based Healthcare, resultaatbekostiging en het slechts bekostigen van zorg als deze waarde toevoegt. Dit zorgbeleid leidt tot een (relatieve) kostenreductie, waarbij derhalve de kosten van volumezorg, (nog) niet geleverde zorg bij wachtlijsten, de kosten van oplopende arbeidstijden (blog), van zorg mijden en de werkelijke kosten van innovatieve zorg niet zichtbaar zijn in de jaarrekening van de accountant, maar (dan) dus ook niet bij de Belastingdienst en vervolgens ook niet bij het CBS.

Neem de huisartsenzorg…

CBS vandaag: “uitgaven namen 3,4% toe…”. Behalve het CBS worden de zorgkosten ook gemonitord door toezichthouder Zorginstituut Nederland (ZiN). Dat leverde op 23.04.2018 de volgende cijfers op.

Huisartsenzorg(HA) en Multidisciplinaire Zorg (MDZ) 2013 t/m 2017 (1 = 1 miljoen euro)

Bron: Zorginstituut Nederland, geactualiseerd 23.04.2018

Kosten     2013     2014      2015    2016    2017 2017/2016

Quotiënt

Bijz. betaling.    448,3    517,3     104,7     92,4     91,6 0,990
ANW    279,2    313,3     318,7   317,6   316,1 0,995
Inschrijftarief  1017,0  1056,7   1073,0 1077,2 1107,6 1,028
Consulten    590,5    634,5     645,9   670,4   737,5 1,100
Overig     198,2   234,5   205,7 0,877
MDZ     438,4   465,1   494,6 1,063
HA S3     189,2   214,3   223,2 1,042
MDZ S3       16,1     58,5     75,8 1,297
Totaal   2335,0  2521,8   2984,0 3130,0 3252,1 +1,039

Aantal consulten (geldbedragen: 1 = 1 euro)

Macrokosten ZiN Consulttarief NZa Aantal consulten p/jr.
       2016       670.400.000           9,07      73.914.002
       2017       737.500.000           9,23      79.902.492
     Verschil      +5.988.490

Conclusie

Huisartsenzorg vertoont nu vijf jaar achtereen een onderschrijding van het budgetkader en dat in een tijd dat elk jaar méér werk is verricht. In de basisdagzorg stijgt het aantal consulten per jaar al sinds 2006 (“de financiële staat”, versie 26: blog/blog). Het laatste jaar (2017) ongeveer 6 miljoen consulten (zie bovenstaande tabel) extra ten opzichte van 2016. Het laatste jaar steeg ook het aantal patiënten wat ketenzorg geniet: van 1,6 miljoen (2016) naar bijna 1,8 miljoen in 2017 (blog)

Eerdere blogs over bekostiging van (huisartsen)zorg

14.07.2017: Praktijkkostenonderzoek huisartsen 2015 door NZa: 20 kanttekeningen

26.07.2017: Kader huisartsenzorg moert geheel benut worden

28.07.2017: De financiële toekomst van de huisarts

14.08.2017: Instroom en tarieven ketenzorg volop in beweging

21.08.2017: Afscheid bekostiging segment S3 is beste optie

26.08.2017: Behoud gemengde bekostiging dient de huisartsenzorg

14.09.2017: Hoofdlijnakkoord en macrobudget: vier vragen aan verzekeraars

19.09.2017: Tariefprincipes en drempels van invloed op voortgang bekostiging

20.09.2017: De financiële staat van de huisartsenzorg

02.10.2017: De financiële staat van de huisartsenzorg (vraag/antwoord)

04.10.2017: Het is niet al goud wat er blinkt

07.12.2017: Huisartsenzorg heeft forse financiële injectie nodig

14.12.2017: Kort geding zorggroep verzekeraar gaat over méér dan tariefconflict

27.12.2017: Arbeidstijd

15.01.2018: Substitutie

08.02.2018: Praktijkhouder huisarts: spagaat tussen zorg en centen

14.02.2018: Er zijn (blijkbaar) twee soorten kostenonderzoeken

08.03.2018: Praktijkverkleining bij huisartsen: de randvoorwaarden

16.05.2018: Hoe hard is het zorgbudget huisartsenzorg?

17.05.2018: Hoe hard is het zorgbudget huisartsenzorg (2)?

Moraal van het verhaal

Het is geen kunst de kosten te laten dalen na het verplaatsten van zorg naar een ander echelon. Het is de kunst te onderzoeken of er een passende financiering is gevonden voor de partij die deze extra zorg op zich neemt! En te onderzoeken of met het verhogen van een drempel via ‘instroommanagement’ een zorgvraag is verdampt, dan wel uitgesteld. Of dat zorg wordt gemeden. Als méér werk wordt verricht, stijgen kosten, zelfs bij een laag consulttarief van nog geen 10 euro, en zal ook altijd het budget onder druk staan. Alleen met een analyse van de werklast en arbeidstijd is de oorzaak van een stijging of daling van macrozorgkosten op een zinvolle manier te duiden. Dat geldt zowel voor de cijfers van het CBS als van de toezichthouder ZiN.