Inzicht in een volgens de regels der kunst berekende kostprijs is niet alleen goed om beleidskeuzes te maken (laatste blog) rondom zorgverplaatsing, capaciteitsbepaling van het eerstelijnsverblijf en de prijs van weesgeneesmiddelen, maar prijsinzicht draagt ook bij tot een betere zorgcontractering. Bij een aan goede zorg gekoppelde juiste prijs, krijgt de burger de juiste zorg, betaalt de verzekeraar nooit te veel en krijgt de zorgaanbieder nooit te weinig. Drie winnaars! Dit is ook de reden om bij niet-gecontracteerde zorg goed de motieven te analyseren van de betrokken partijen (blog/blog). Met vragen als:
- Waarom contracteert een zorgverzekeraar een gekwalificeerde zorgaanbieder (niet)?
- Waarom sluit de gekwalificeerde zorgaanbieder (g)een contract?
- Waarom kiest de burger (on)bewust voor (niet-) gecontracteerde zorg?
Door te luisteren naar motieven wordt zorgcontractering transparanter en (hopelijk) beter, in elk geval duidelijker. Beroepsgroep huisartsen heeft als onderdeel van beweging het Roer Moet Om (2016) algemene bepalingen opgesteld bij de contracten van hun (multidisciplinaire) zorg. Met elf afspraken en een vaste tijdlijn zou het contracteringsproces tussen huisartsen en zorgverzekeraars gelijkwaardiger moeten worden. Dankzij of ondanks deze afspraken (dat weet ik echt niet) scoren huisartsen het hoogste percentage meerjarencontracten. Het wel en wee van het zorgcontract blijft een actueel thema. Alleen al de afgelopen week zag ik drie opmerkelijke zaken bij zorginkoop voorbijkomen: bij wijkverpleging, bij logopedie en bij jeugdzorg.
Contractprobleem I: wijkverpleging
Kleine wijkverpleegkundige zorgaanbieders, zonder contract, vertegenwoordigd door Stichting ZorgRecht spannen een rechtszaak aan tegen de grootste zorgverzekeraar van het land. Deze verzekeraar zegt dat de kosten van niet-gecontracteerde zorg de pan uitrijzen en eiste per 2018 een door henzelf te verstrekken machtigingsvereiste. Nodig zegt de verzekeraar, want deze ‘voelt zich verplicht om verspilling van zorggeld te voorkomen. Dat is broodnodig voor de solidariteit’. Waarbij de zorgverzekeraar de akte van cessie afschaft, waarmee de zorgaanbieder de geleverde zorg kan declareren bij de zorgverzekeraar. In plaats daarvan moet de zorgaanbieder vanaf 2018 aan nieuwe cliënten rechtstreeks een rekening sturen. Stichting ZorgRecht stelt daar tegenover dat de niet-gecontracteerde aanbieders zich ten onrechte gecriminaliseerd voelen door zorgverzekeraars die argumenten gebruiken als ‘fraude en ondoelmatig en onprofessioneel werken’. Zij zien bewust af van een contract met de zorgverzekeraar, want ze willen niet gedwongen worden tot een rechtsvorm waar ze niet voor hebben gekozen.’ En de advocaat van de stichting wijst op verschillende rapporten (Arteria, Talma) die aantonen dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders dubbel zoveel zorg declareren. Maar ze leveren ook twee keer zoveel zorg voor dat geld. De inhoud van de zorg is dus anders, aldus de advocaat. Inmiddels is er ook een uitspraak van de kortgedingrechter in Utrecht (23.2.2018) in deze zaak: “David wint van Goliath”, kopte Zorgvisie. De zorgverzekeraar mag zzp’ers die niet-gecontracteerde wijkverpleegkundige zorg bieden niet langer onderwerpen aan allerlei strengere eisen. Hoewel tekst en uitleg over deze uitspraak nog moeten volgen, kan het niet anders zijn dat de burger bij noodzakelijke zorg keuzevrijheid heeft ten aanzien van de aanbieder, dat ook hier de verzekeraar zorgplicht heeft. Dat vervolgens de premiebetalende burger nooit de dupe mag worden van contractproblemen tussen aanbieder en verzekeraar. En dat de aanbieder die normale zorg verleent ook fatsoenlijk betaald moet worden. Toelichting op dit vonnis: vandaag: 26 februari 2018.
Contractprobleem II: logopedie
Op 19 februari 2018 (en eerder in 2013) luidt de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) richting de brancheorganisatie van de verzekeraars de noodklok. Citaat uit de brief van hun voorzitter: “In 2011 is een kostenonderzoek gedaan door de NZa, die ook een redelijk tarief vaststelde. Ondanks het gegeven dat de tarieven zijn losgelaten, blijft het door de NZa voorgestelde tarief een ijkpunt. De tarieven voor eerstelijns logopedie liggen inmiddels, zeven jaar na dato, 25% lager (!) dan uit het kostenonderzoek van de NZa als redelijk naar voren kwam”. Wat dit voor consequenties heeft voor de praktijk is door een logopediste in haar blogs duidelijk beschreven: blog 1 en blog 2. Een treurige zaak, waarbij de NVLF terecht op hun website kenbaar maakt uit oogpunt van mededinging zij zelf geen tariefafspraken mogen maken. Maar logopedisten maken (ook) duidelijk dat verzekeraars hun prijzen (wel) op elkaar afstemmen. Tot op de dag van vandaag kan ik niet begrijpen dat onze toezichthouders NZa en ACM dit door de vingers zien. Eerder schreef ik al over perversiteiten in hun zorgtoezicht (blog).
Contractprobleem III: jeugdzorg
Sinds 2015 valt jeugdzorg onder de Jeugdwet, waarbij de gemeente de zorginkoper is. Op 16 februari 2018 deed de rechtbank Oost-Brabant uitspraak in een kort geding tussen enkele gemeenten in de regio Noordoost Brabant en een aanbieder van jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder stelt dat de bestuurlijke aanbesteding onrechtmatig is. De rechter legt deze stelling naast zich neer. De systematiek van bestuurlijk aanbesteden kan binnen en zelfs buiten de Aanbestedingswet worden georganiseerd. Nu toetst een rechter de wet, maar de uitspraak is opmerkelijk gezien de voortdurende discussie over de toelaatbaarheid van bestuurlijk aanbesteden. Want mede door aanbestedingstrajecten bij de decentralisatie loopt de contractering vast met bureaucratie (blog). En bij een recente evaluatie van de Jeugdwet (blog) werd de volgende aanbeveling gegeven: Aanbeveling 5: “Het verdient aanbeveling om na te gaan in hoeverre gemeenten het instrument van aanbesteding zo in kunnen zetten dat het wel bijdraagt aan de samenwerking in de jeugdhulp en de samenhang in het stelsel of na te gaan hoe andere vormen van inkoop mogelijk gemaakt kunnen worden die dit doel dienen. Het verdient vervolgens aanbeveling dat gemeenten de inkoopinstrumenten zo inzetten dat de ongewenste effecten voorkomen worden”. Het moet anders, zei men in het rapport, want het belangrijkste, ongewenste, effect is dat aanbesteding en samenwerking in de praktijk met elkaar op gespannen voet staan. Aanbieders van jeugdhulp, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een samenhangend aanbod van hulp, worden in een aanbestedingscontext als concurrenten tegenover elkaar gezet. Zonder focus op zorg.
Tot slot
Drie casussen van contractuele onvrede alleen al van de laatste week, waarbij prijsconflicten steeds een rol spelen. Dit is te voorkomen door een onafhankelijke prijscalculatie uit te laten voeren. Conform de systematiek zoals eerder beschreven (blog). Geen handel of aanbesteding, maar een transparante normatieve berekening. Dat kan drie winnaars opleveren. Geen discussies meer over de prijs, maar over goede zorg. Waarna de burger nog steeds de vrije keus heeft een andere zorgaanbieder en/of een andere zorgverzekeraar te kiezen.