Inspirerende mensen hebben we nodig in de zorg en dus ook inspirerende artsen. Artsen die goed werk leveren via een combinatie van vakmanschap, morele verantwoordelijkheid en persoonlijke betrokkenheid. Vandaag in de schijnwerper huisarts en huisartsopleider Arjen Göbel.

Het inspirerende bij deze huisarts vind ik terug in het beschrijven én duiden van problemen binnen het huisartsenvak zoals werkdruk, arbeidstijd, organisatie, de last van externe druk, de valkuilen van een Toekomstvisie etc. Zeg maar de randvoorwaardelijke aspecten van het vak. Beschreven door een arts die van zijn vak houdt en in de dagelijkse praktijk op vele fronten al jaren actief is. Inspirerend omdat de oplossing (5W1H) altijd pas komt na een heldere probleembeschrijving. Arjen durft, vind ik, de koe bij de horens te vatten en de probleempunten ook op een breed podium ten tonele te brengen. Expliciet heeft hij zich ook uitgesproken over de spoedzorg in ANW-tijd. Hij hoopt op een tegenbeweging met een terugkeer van werkplezier bij de kenmerkende persoonlijke, authentieke, waardevolle en onafhankelijke huisartsenzorg.

In onderstaande citaten van zijn pagina op een sociaal medium en van zijn beide artikelen het laatste jaar in Medisch Contact.

Citaten van zijn pagina op Linkedin

Citaten: “Ik vind het belangrijk om ondanks de huidige ontwikkelingen in de zorg, ‘integere geneeskunde’ te blijven beoefenen. Dat is helaas een uitdaging geworden in onze technocratische en commerciële gezondheidszorg. Er zijn vele ogenschijnlijk nuttige ontwikkelingen waar de patiënt niets mee opschiet. Technisch handelen staat centraal terwijl dat vaak niet evidence-based is, maar toch wordt ingegeven door maatschappelijke of commerciële druk. De overdaad aan medische mogelijkheden zorgt – samen met marktwerking, het vertrouwen van de patiënt in scans en bloedonderzoeken, én de behoefte van dokters om zelfs maar de schijn van iets wat op een ‘fout’ lijkt te vermijden – voor overdiagnostiek, verspilling, en verwarring binnen de medische besliskunde. Er is een situatie ontstaan waarin het voor dokters niet vanzelfsprekend is om – als niets doen de beste optie is – daadwerkelijk niets te doen. Het is tijd voor een pas-op-de-plaats binnen de ontwikkelingen van de medische zorg. Alleen dan is de werkelijke kwaliteit te verbeteren en zijn de kosten te beteugelen. Ik bedoel niet dat er belangrijke dingen moeten worden weggelaten – integendeel -, maar wel overbodige en commerciële. Zelfs voor ervaren dokters is het onderscheid daartussen nauwelijks nog te zien. Ik probeer de bewustwording daarvan in mijn dagelijks werk als huisarts, als opleider en als lid van enkele commissies uit te dragen.

 

 

 

Arjen: “Het hoogst­persoonlijke, prachtige en autonome beroep huisarts is gaandeweg eigendom geworden van de verzekeraars, van de herregistratiecommissie, van de accreditatie­commissie, van de huisartsenpost, van kwaliteitsmanagers, van de regionale ondersteuningsorganisatie, van verwijssysteem Zorgdomein, van voorschrijf­systeem Prescriptor, van het Indicatie­centrum Zorg, van de LHV, van het NHG, van de zorg- en mededingingsautoriteit, van het elektronisch patiëntendossier, van de privacywet, van eHealth organisaties, van wijksamenwerkingsverbanden, van de minister, van de inspectie, van Zorgkaart Nederland, van Google zelfs, en van nog heel veel andere mensen en instanties – en nog maar een klein beetje van mij.”

Onderstaande citaten komen van zijn beide artikelen in het artsenblad Medisch Contact 

Medisch Contact, 10 september 2020 en Medisch Contact, 12 augustus 2021

Citaten: “Jongens, er komt veel op ons af en we moeten echt meedoen, anders missen we de boot’, is een zin die we al vele jaren horen tijdens regionale huisartsvergaderingen. Want in de zorg worden voort­durend dingen veranderd waar we als huisartsen op moeten inspelen. We stemmen daarom in met plannen die door anderen zijn bedacht. Ergens nee tegen zeggen is niet onze eerste natuur. Daardoor zijn we de afgelopen jaren overspoeld geraakt met bijzaken die ons steeds meer van de patiëntenzorg afhouden. Want omdat ministers, verzekeraars en managers organisatorische stenen verleggen in onze rivier, moeten we onze zwemtechniek keer op keer aanpassen. En dat begint zijn sporen na te laten. We werken al tien jaar mee aan een politieke zorgagenda, waarbij belanghebbende externe partijen verwijzen naar onze kernwaarden (persoonsgericht, medisch-generalistisch, continu en gezamenlijk), als een kapstok waar ze van alles aan kunnen ophangen. Zodoende zijn de afgelopen jaren vele nieuwe taken als Trojaanse paarden ons domein binnen gegaloppeerd, waar we nooit meer van afkomen. En het neemt toe. Sinds kort willen verzekeraars bijvoorbeeld de zorg vormgeven door middel van regio-organisaties en wijksamenwerkingsverbanden. Het idee komt van de verzekeraars, maar wij moeten ze oprichten. Dat doen we buiten werktijd en dat kost – zonder overdrijving – honderden uren. We kijken elkaar daarbij vermoeid aan en zeggen: ‘Waarom doen we dit eigenlijk?’ Het hoogst­persoonlijke, prachtige en autonome beroep huisarts is gaandeweg eigendom geworden van de verzekeraars, van de herregistratiecommissie, van de accreditatie­commissie, van de huisartsenpost, van kwaliteitsmanagers, van de regionale ondersteuningsorganisatie, van verwijssysteem Zorgdomein, van voorschrijf­systeem Prescriptor, van het Indicatie­centrum Zorg, van de LHV, van het NHG, van de zorg- en mededingingsautoriteit, van het elektronisch patiëntendossier, van de privacywet, van eHealth organisaties, van wijksamenwerkingsverbanden, van de minister, van de inspectie, van Zorgkaart Nederland, van Google zelfs, en van nog heel veel andere mensen en instanties – en nog maar een klein beetje van mij. Er moet daarom een beweging ontstaan die ons vak weer zo leuk maakt als het is.

Er wordt nogal eens beweerd dat ANW-diensten bij het huisartsenvak horen. Maar dat is een veelgebruikte holle frase waar ik niks mee kan en die ik het liefst nooit meer wil horen of lezen, omdat ze op een ernstig misverstand berust. Dat op de Woudschotenconferentie spoedzorg tot een van de kerntaken van praktijkhouders werd benoemd, betekent niet dat deze er automatisch hoofdelijk aansprakelijk voor zijn, en we alle consequenties daarvan mogen veronachtzamen. Dat de dokter buiten openingstijden traditioneel beschikbaar is in geval van nood heeft namelijk nog maar weinig te maken met het massale werkproces op de huisartsenpost anno 2020.  Deze 24-uurszorgverlening kan alleen functioneren doordat praktijkhoudend huisartsen contractueel verplicht zijn voor bezetting te zorgen. In mijn geval is dat 250 uur (zeven fulltime werkweken) per jaar, naast de vijftigurige werkweek in mijn praktijk. Het komt regelmatig voor dat ik vijftien uur achter elkaar werk, ’s nachts thuiskom, de volgende ochtend om 8 uur weer doorga, en dat ik de zaterdag daarna ook dienst heb. Ik bedien dan patiënten die ik niet ken, op tijdstippen waar ik niets over te zeggen heb, op een locatie die niet van mij is, tegen een beloning die niet onderhandelbaar is. Dat kun je niet zomaar rechtvaardigen als ‘iets wat bij je vak hoort’. Huisartsen van nu hebben het zwaarder dan ooit. Het zorglandschap is dermate veranderd dat elke vergelijking met vroeger zinloos is, inclusief de opmerking dat we er dankzij de posten qua werkwijze op vooruit zijn gegaan. De ANW-zorg kun je niet langer uitsluitend op de schouders van de praktijkhouders neerleggen.”

Eerdere blogs over inspirerende artsen

19.10.2019: Inspirerende artsen (01): Piet van Loon

05.12.2019: Inspirerende artsen (02): Dirk de Wachter

03.02.2020: Inspirerende artsen (03): Wanda de Kanter

04.01.2021: Inspirerende artsen (04): Marcel Slockers

12.05.2021: Inspirerende artsen (05): Liesbeth van Rossum

 

 

 

Vragen of opmerkingen?