Toezichthouders ACM en NZa laten deze week weten dat 75% van de Nederlanders gemiddeld 100 euro kunnen besparen door voor 2018 over te stappen naar een andere zorgverzekering. Begin november melden de beroepsorganisaties van de huisartsen dat deze zelfde zorgverzekeraars de afspraken uit het zorgakkoord 2018 niet nakomen. Afspraken waarmee de werkdruk van huisartsen zou worden verlicht. Voor dat doel was 200 miljoen euro beschikbaar, maar dat bedrag wordt, aldus de organisaties, bij lange na niet ingezet. Wat is het verband tussen premiereductie enerzijds en het knijpen in het budget anderzijds? Eerder schreef ik dat deze onderbesteding van het budget geen eenmalig incident is. Hoe kan het nu dat reeds begroot geld (Miljoenennota, pg.160) niet in zorg wordt geïnvesteerd? En tegelijkertijd geld, deels verkregen via verevening, wordt teruggegeven om met premiereductie klanten te werven? Nota bene nu “gratis” naar buiten gebracht door partijen die toezicht moeten houden op het proces van zorginkoop. Wat is een afspraak in een convenant dan waard?
Ingewikkeld
Maar het is nog ingewikkelder. De overheid laat in het regeerakkoord weten groot belang te hechten aan hoofdlijnakkoorden. Wie de financiële paragraaf van dit regeerakkoord bekijkt, moet toch tot de conclusie komen dat de door het Zorginstituut opgelegde investering in de Wlz (verpleeghuizen) betaald gaat worden met de bezuinigingen in de curatieve zorg (via hoofdlijnakkoorden en via bezuiniging op genees- en hulpmiddelen). In het laatste bestuurlijk akkoord (addendum, 1 juni 2017) met huisartsen is juist extra geld vrijgemaakt om te investeren in de zorg voor onder meer kwetsbare ouderen, chronisch zieken, patiënten in achterstandssituaties en de zorg in avond, nacht en weekend. Er lijkt dus sprake van desinvestering. Daarnaast kwam er kritiek van Marcel Levi (column) op de zorgverzekeraars. Zij zouden helemaal geen verlies lijden, aldus Levi, maar zij creëren een cosmetisch negatief resultaat omdat ze elk jaar een enorme voorziening opnemen voor een mogelijk verlies in het volgende jaar (wat er telkens niet is). Voor alle verzekeraars tezamen bedraagt die extra voorziening in de afgelopen jaren meer dan 1,5 miljard euro per jaar. Deze onnodige voorziening wordt vervolgens ten laste gebracht van het jaarlijkse resultaat en geeft dan een vals negatief beeld van het inkomen dat de verzekeraars genereren met de zorgverzekering. Kortom, zo boetseren de verzekeraars een onzuiver beeld van krapte, wat hen in de gelegenheid stelt de premies te verhogen terwijl daar helemaal geen aanleiding voor is. Zo wordt de premiehoogte twee keer onterecht bijgesteld, een keer met zorggeld en een keer boekhoudkundig. Het is te makkelijk om dit moreel goed te praten onder het mom van selectieve inkoop.
Hoe kan het bestaan dat zorggelden niet aan zorg worden besteed?
Zorgverzekeraars kijken eerst op Prinsjesdag naar de VWS-rekenpremie en krijgen rond 15 oktober de eerste informatie wat ze aan vereveningsgelden het komende jaar gaan ontvangen. Citaat VWS over deze risicoverevening: “doordat door risicoverevening de karakteristieken van de verzekerdenpopulatie niet langer bepalend zijn voor het uiteindelijke financiële resultaat van de zorgverzekeraar, neemt voor de zorgverzekeraar het belang toe van andere manieren waarmee hij zich kan onderscheiden van concurrenten, zoals de doelmatigheid van de zorginkoop en uitvoering van de verzekering”. En “zorgverzekeraars die doelmatiger zorg inkopen dan de gemiddelde zorgverzekeraar geld over en kunnen hun nominale premie verlagen of hun reserves vergroten. Deze zorgverzekeraars kunnen een premie rekenen die lager is dan de gemiddelde premie en daardoor extra verzekerden aantrekken”.
Diagnose
Eigen aan de kenmerken van dit zorgstelsel hechten (blijkbaar) individuele zorgverzekeraars meer belang aan een betere concurrentiepositie dan aan het investeren van de gegeven en afgesproken financiële ruimte. Precies dit element deed mij eerder benoemen niet met de koepel, maar in het vervolg met individuele verzekeraars sluitende financiële afspraken te maken, niet regionaal, maar centraal. Daarnaast kunnen huisartsen ook zelf bedenken dat bij het maken van financiële afspraken over hun zorg, met deze ervaringen, steeds meerdere horden, tegelijk genomen moeten worden.
Wat vindt de nieuwe minister?
Antwoord op Kamervraag: “op dit moment is de contractering van huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg voor 2018 nog in volle gang. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars en huisartsen om daarbij invulling te geven aan de afspraken uit het bestuurlijk akkoord. De voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft de zorgverzekeraars nadrukkelijk opgeroepen om in gesprek te gaan met huisartsen of samenwerkingsverbanden die serieuze plannen of ambities hebben op de afspraken uit het bestuurlijk akkoord 2018 en samen met hen uitvoering te geven aan deze plannen. Begin november is in een bestuurlijk overleg nogmaals afgesproken dat de gemaakte afspraken in het bestuurlijk akkoord niet vrijblijvend zijn. Ik ga ervan uit dat de partijen goed met elkaar in gesprek blijven en dat ze eruit komen”.
Tot slot
Tot slot hoop ik dat onze toezichthouders in sinterklaas- en kersttijd geen populistische uitspraken doen over geschenken m.b.t. premiegelden, maar onderzoek doen naar de gemelde gang van zaken in de hoofdlijnenakkoorden. Tevens kunnen juist zij inzicht geven of de “financiële Sherlock Holmes van het AMC” (Frida van Maagdenburg) gelijk heeft met haar conclusie dat verzekeraars bewust een cosmetisch verlies op de basisverzekering naar buiten brengen met als doel een onzuiver beeld van krapte te suggereren.