Traditioneel houdt het CBS het resultaat voor belastingen bij van alle sectoren in de zorg. Van alle instellingen in de grootste zorgsectoren was 30 procent verliesgevend in 2016. Dat was 24 procent in 2015. De ziekenhuissector was de enige sector waar het percentage verliesgevende instellingen afnam. Het percentage verliesgevende instellingen was met 39 procent het hoogst in de verpleeghuis-, verzorgingshuis- en thuiszorgsector. Ziekenhuizen presteerden in absolute zin het best met een resultaat voor belastingen van 458 miljoen euro. Verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorginstellingen leden in 2016 als enige sector verlies met een negatief resultaat voor belastingen van 65 miljoen euro.
Terminologie
· Het resultaat voor belastingen wordt bepaald als de som van het bedrijfsresultaat (bedrijfsopbrengsten minus de bedrijfslasten). Een instelling wordt verliesgevend genoemd als het resultaat voor belastingen negatief is
· Bedrijfsresultaat is fiscaal gekoppeld aan een jaar; activa (=bezittingen) aan een datum · Liquiditeit is het eigen vermogen en het vreemd (geleend) vermogen minus de vaste activa. Daarmee zegt liquiditeit iets over de aanwezige immateriële activa, ofwel de financiële reserve om op korte termijn aan betalingsverplichtingen te kunnen voldoen · Solvabiliteit is het eigen vermogen gedeeld door het totaal vermogen, x 100. Het percentage zegt iets over de financiële buffer om op langere termijn aan de betalingsverplichtingen te kunnen voldoen · Rentabiliteit is de verhouding tussen de winst en het vermogen waarmee deze winst is behaald. De rentabiliteit geeft dus aan hoeveel winst er is behaald met het geïnvesteerde vermogen. Het geeft een beeld van de winstgevendheid van een bepaald bedrijf |
Antwoord minister op Kamervragen
Precies 1 maand na verschijnen van dit CBS bericht geeft de minister in zijn Kamerbrief deze week tekst en uitleg. Hij vindt het een normale zaak dat zorginstellingen gebruik maken van vreemd vermogen in de vorm van (bancaire) leningen. Zo zouden kredietinstellingen 21 miljard euro aan vreemd vermogen en ruim twee miljard aan werkkapitaal hebben uitstaan bij zorginstellingen. Dat vindt de minister niet erg. Partijen hebben immers een gezamenlijk belang, investeringen gaan gepaard met pieken in de uitgaven en financiering door een kredietinstelling, zoals een bank, biedt dan uitkomst. De minister vindt het relevanter te kijken naar solvabiliteit en deze bedraagt in 2016 ruim 28,7%, waarmee aan de gangbare norm wordt voldaan.
De invloed van de banken
Een financieel adviseur beschrijft dat met de zorgwet (2006) de banken een steeds belangrijkere rol hebben gekregen (artikel). Met de ingevoerde prestatiebekostiging vergoeden de verzekeraars pas achteraf volledig de integrale kostprijzen. Hierdoor is de liquiditeitspositie van zorginstellingen ten opzichte van tien jaar geleden drastisch veranderd. De zorgaanbieders krijgen van verzekeraars wel voorschotten, maar dat is vaak niet voldoende om een goede liquiditeitspositie te handhaven. Dus rest de zorgaanbieders niets anders dan het geld dat ze nog moeten ontvangen van de zorgverzekeraars te lenen bij de bank, uiteraard tegen betaling van rente. Door deze ‘financiële wachttijd’ lekt premiegeld weg naar de banken. Ook hier ziet de minister weinig bezwaar. Hij vindt het goed dat banken kritisch meekijken naar het investeringsbeleid van zorginstellingen, naar hun bedrijfsvoering en daarbij ook de kwaliteit van het management meewegen. Wel zou het onwenselijk zijn als banken zich zouden bemoeien met de inhoud van de zorgverlening, zo zegt de minister.
Stijging bedrijfskosten en krimp werkgelegenheid
In alle vier zorgsectoren zijn volgens het CBS de bedrijfskosten sterker gestegen dan de bedrijfsopbrengsten. Naast structurele cao-loonsverhogingen namen de personeelskosten toe als gevolg van een nieuwe cao-regeling over de onregelmatigheidstoeslag. Deze regeling is met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 2012, waardoor in 2016 een extra kostenpost is ontstaan. Het personeelsbestand is alleen in de gehandicaptenzorg toegenomen, met ruim tweeduizend voltijdbanen. In de andere drie sectoren daalde het aantal voltijdbanen. Het hoogste aantal, ruim zesduizend voltijdbanen, verdween in de verpleeghuis-, verzorgingshuis- en thuiszorgsector. Dat was een daling van 2,4 procent ten opzichte van 2015. Opmerkelijke feiten toch in het licht van de aanhoudende huidige “positieve” berichten over investeringen in zorgpersoneel.
De rol van banken bij het standpunt kabinet over winstuitkering
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft gezegd dat het wettelijk kader met een verbod op winstuitkering in de zorg te weinig ruimte biedt voor het aantrekken van risicodragend kapitaal. De minister wil hier nu niet in zijn Kamerbrief op reageren. De genoemde financieel adviseur noemt in haar artikel de banken nu de vierde speler in het speelveld van de zorg. Banken verstrekken leningen, oefenen toezicht uit, hebben wensen en stellen eisen. En bovendien is er door de banken een criterium bij gekomen waardoor actoren in de zorg zich laten leiden: niet alleen moet de zorg voldoen aan eisen van kwaliteit en doelmatigheid, ook geldt voor veel zorginstellingen de focus op de eis van rentabiliteit. Immers, de leningen moeten wel tijdig en met rente worden terugbetaald. Uiteraard op voorwaarden die de bank heeft opgesteld. Door deze ontwikkeling oefenen de banken een steeds grotere (beleids)invloed uit op de bedrijfsvoering van zorginstellingen. Citaat auteur: “Wie ziet toe op de banken in hun hoedanigheid als zorgfinancier? Volgens mij zou het van tweeën één moeten zijn: ofwel banken worden beschouwd als actoren binnen het zorgveld en moeten zich net zo maatschappelijk verantwoord gedragen als verzekeraars. Ofwel de banken blijven buiten dit veld en zorginstellingen lenen het geld dat ze nodig hebben elders, bijvoorbeeld bij de zorgverzekeraars of bij een landelijk fonds. Een keuze om banken buiten de bedrijfsvoering van het zorgveld te houden betekent dat voorkomen wordt dat premiegeld weglekt”.
Wet verbod op winstuitkering door zorgverzekeraars
Het kabinet heeft hierover nog geen standpunt ingenomen. Heeft zich dus ook hier niet ten principale (blog) tegen winstuitkering uitgesproken. De minister zegt dat in het regeerakkoord is gekozen om het huidige stelsel (blog) met de gereguleerde marktwerking (blog) te behouden (blog/blog) en “door te ontwikkelen waar nodig”. Citaat: “zo houden we rust in de sector en kunnen verbeteringen snel en adequaat worden doorgevoerd”. Dat van “rust in de sector” is nog maar de vraag, gezien de gevoerde rechtszaken (blog/blog), het personeelsbeleid (blog), de evaluatie Jeugdwet (blog), het gevoerde toezicht (blog/artikel), discussie over het budget verpleeghuizen (blog) etc. De uitlatingen van de minister over de rol van de banken en de beschreven beleidsbeïnvloeding (artikel) roept bij mij het beeld op van sympathie voor externe kredietverleners. In ruil voor gereguleerde winstuitkering? Maar ja, misschien ben ik te wantrouwend en heb ik het helemaal mis. Er zit (dus) niets anders op dan wachten op het kabinetsvoornemen inzake dit wetsvoorstel van Verbod op Winstuitkering door zorgverzekeraars. Voorjaar 2018?