Het artikel van een emeritus-hoogleraar sociale ziektekostenverzekering over zorgcontractering heeft deze week veel commentaar opgeleverd. Wynand van der Ven, destijds nauw betrokken bij oprichten van het huidige stelsel, stelt dat nu steeds meer zorgaanbieders zonder contract werken, de zorgkosten op termijn onbetaalbaar worden. Met als motief dat als die contracten niet meer worden afgesloten, de maatschappij de grip op de kosten en de kwaliteit verliest. In 2014 besloot de Hoge Raad dat verzekeraars voor niet gecontracteerde zorg een vergoeding moeten geven die niet zo laag mag zijn, dat die vergoeding voor hun verzekerden een feitelijke hinderpaal vormt om gebruik te maken van niet-gecontracteerde aanbieders. Nadien houden rechters als uitgangspunt aan dat een vergoeding van 75-80 procent van het marktconforme tarief geen hinderpaal vormt. Van der Ven wil dat de politiek het hinderpaalcriterium alsnog opheft, waarbij verzekeraars zelf voor niet-gecontracteerde zorg het tarief mogen bepalen. Dit alles uiteraard ter ontmoediging van niet-gecontracteerde zorg. Hij vindt dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zo laag moet zijn dat verzekerden voldoende geprikkeld worden om geen gebruik te maken van juist niet gecontracteerde aanbieders.

2014

In deze blog ga ik de discussie van 2014 over een vrije artsenkeuze en een wijziging van artikel 13 van de Zorgwet niet opnieuw voeren (oude blog: een/twee/drie). Wel noem ik het recente advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS, Zorgrelatie centraal, oktober 2017) over een nieuwe kijk op de zorginkoop, wat feitelijk een partnerschap van aanbieders en inkopers inhoudt. De RVS stelt dat het zorginkopers niet is gelukt om via selectieve inkoop sturing te geven aan het zorglandschap. De RVS pleit voor het respecteren van de vrije keuze van de zorgverlener van patiënt/cliënt. En vraagt de inkopers te acteren namens hun burgers/verzekerden en niet als verlengstuk van de overheid. Waarbij het bewaken van de collectieve betaalbaarheid een meer gedeelde verantwoordelijkheid moet worden van zorginkopers, zorgaanbieders, rijksoverheid en patiënten/cliënten.

Niet-gecontracteerde zorg

Van der Ven doet voorkomen dat het volume niet-gecontracteerde zorg groeit door de lobby van zorgverleners, die uit eigenbelang handelen. Citaat: “kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het verzet tegen het opheffen van het hinderpaalcriterium vooral komt van de kant van de zorgaanbieders en niet zozeer van de kant van de burgers”. Wat een rare conclusie, want in dit land kiest de burger de zorgverlener. Niet andersom. En bij het geleverde volume zorg is de wilsbekwame burger toch ook betrokken? Nee, als je de reacties leest op bv. de websites van Zorgvisie of Skipr doemt een heel ander beeld op. Inkoopgesprekken vinden amper plaats en/of worden geweigerd. Al eerder is het huidige proces van inkoop en contractering als een zeer dubieuze vertoning onderwerp geweest in mijn blog (blog/blog). Feitelijk zouden toezichthouders hier moeten ingrijpen. En dat gebeurt niet, dan wel op de verkeerde manier (blog). Ik wens de NZa toe dat zij bij de wandeling op de zorgmarkt de hand van de verzekeraar eindelijk eens loslaten en bij het toezicht de marktbril vervangen door een 3D-bril. En waarom zou juist meer niet-gecontracteerde zorg de zorgkosten duurder en zelfs onbetaalbaar maken? Als niet-gecontracteerde zorg nu 80% van het gecontracteerde tarief behelst en de zorgvraag blijft gelijk, dan zullen de kosten van 100% gecontracteerde zorg toch 20%… hoger liggen. Toch?

Wat wel?

Wie niet de analyse maakt van de omvang van niet-gecontracteerde zorg, in 2014 geschat op 62 miljoen euro, en de daarbij horende motieven niet hoort, komt ook niet bij de oplossing.  De start is een transparant opgestelde en gepubliceerde vaste prijs. Met een vergoeding van werkelijk gemaakte kosten en geïnvesteerde tijd. Dus geen concurrentie op basis van prijs(aanbesteding). Zorg daarnaast dat er een extra financiële prikkel zit op geleverde kwaliteit. Met als richtnorm de benchmarks. Mochten er zorgverleners zijn die teveel buiten de benchmarks vallen (volume/kwaliteit), dan zijn er nu ook al mogelijkheden tot ingrijpen. Denk aan materiële controle en/of het werken met tijdelijke vergunningen. Wat kwaliteit is, wordt met enkele parameters bepaald door de beroepsgroepen en de vertegenwoordiging van patiënten. Dan maakt de nieuwe cliënt een keuze voor een hulpverlener. Inspraak bij deze afspraken geeft ook verantwoordelijkheid voor het bewaken van de totale kosten. Meer/betere zorg, heeft consequenties voor (vervolg)kosten. Soms gunstig, soms ongunstig. Hogere kosten geeft hogere zorgpremie. Als er dan toch onacceptabele (macro)kostenstijgingen komen, dan rechtvaardigt dat ingrepen in alle drie de zorgmarkten. Méér uitgeven dan er in de portemonnee zit, is onverstandig, zo weet elke huisman/vrouw.