Toezichthouder NZa stelt in de recente marktscan dat het zorgaanbieders in eerste lijn en verzekeraars onvoldoende lukt om de kwaliteit inzichtelijk te maken. Er dreigt zelfs “een patstelling”. Dit standpunt lijkt toch erg overdreven. Neem de huisarts. De eerste kwaliteitsstandaard voor huisartsen kwam al uit in 1989. En sinds 1978 zijn er eisen ten aanzien van herregistratie, met vanaf 1996 per 5 jaar 200 uur deskundigheidsbevordering als herregistratie eis. Huisartsen moeten allereerst hun kwaliteit verantwoorden in hun contact met de patiënt. Op de zorgverleningsmarkt. De zorgverzekeraar daarentegen is met name actief op de zorgverzekeringsmarkt en zorginkoopmarkt. De toezichthouder waakt, als dienaar van de overheid, over de gehele zorgmarkt en wil daarvoor informatie (“indicatoren”) voor een level playing field, waarna verzekeraar beter kan inkopen en de burger beter kan kiezen. Dat is het streven. Maar ja, kwaliteit moet je met name voelen, niet zo zeer meten, maar wel altijd met het nastreven tot verbetering.
In mijn boek van 2011, schreef ik over het meten van kwaliteit: “De eindconclusie is dan ook om indicatoren en benchmarking alleen te gebruiken voor feedbackinformatie als onderdeel van het eigen toetsingsbeleid. Nodig om kwalificaties van de huisarts te toetsen en om daarbij ook de input van patiënten te verwerken. Meer niet. Transparantie van geleverd werk is geaccepteerd beleid. Elke serieuze professional wil zich verantwoorden. Maar wel op een zinnige manier, op een wijze die functioneel is voor zijn professionaliteit. Dat is wat anders dan het met regelmaat lanceren van cijferreeksen en tabellen. Daar waar meten=weten muteert naar weten=meten, heerst een gereduceerde kijk op de werkelijkheid. Een professional moet soms op eigen kompas beslissen hetgeen kan conflicteren met een protocol, procedure of benchmark. Kwaliteit leveren is een intrinsieke eigenschap van de professional. Met te veel indicatoren wordt eerder aan een proces van minder dan aan een proces van meer professionalisering gewerkt. Dat is ook het verschil tussen huisartsgeneeskunde en huisartsenzorg”.
Dit geldt nog steeds. In 2015 vroeg actiecomité “Het Roer Moet Om” aan de beroepsorganisaties een realistisch kwaliteitssysteem te ontwikkelen dat uitgaat van vertrouwen in de professionaliteit van huisartsen, dat recht doet aan verschillen in praktijken en populaties, dat kwaliteit als uitgangspunt heeft en dat kwaliteitscontrole hieraan ondergeschikt is. Met alleen het gebruik van indicatoren als de zeggingskracht ervan is aangetoond en als het de kwaliteit op patiëntniveau verbetert. Met een normaal doel: goed is de norm, excellentie is een keuze.
Inmiddels hebben huisartsen 108 standaarden, tientallen samenwerkingsafspraken en zijn de voorwaarden voor herregistratie uitgebreid met een evaluatie van het individueel functioneren en een deelname aan een externe kwaliteitsevaluatie. NZa, er is dus geen patstelling, integendeel: het gaat juist de goede kant op!
Dat de wereld van de zorg en de wereld van het stelsel twee werelden zijn, blijkt maar weer. En is ook mijn missie geweest deze website op te richten. Burgers, verzekeraars, aanbieders en toezichthouders, het wordt niet eenvoudig, maar we zullen het toch echt met elkaar moeten doen.