Deze maand bracht toezichthouder NZa twee rapporten uit over de acute zorg, een marktscan acute zorg en een monitor over samenwerking spoedeisende hulp (seh) en huisartsenposten (hap). Aanleiding tot onderzoek waren de signalen uit het veld over drukte in de acute zorgketen. Verder was er de vraag of met samenwerking seh en hap de zorgkosten en de wachttijden kunnen worden beïnvloed. De voornaamste conclusie van de NZa is dat “de acute zorg voldoende toegankelijk is, maar dat de druk op de acute zorg wel toeneemt en dat samenwerking en coördinatie nodig zijn om de toegankelijkheid van de acute zorg op lange termijn te garanderen”. De NZa rapporten geven traditioneel veel feiten en bij de genoemde samenwerking zijn veel partijen betrokken. Ik beperk mij hier tot het huisartsendeel. Allereerst valt mij dan op dat de acute GGZ, de ANW-inzet van de wijkverpleegkundige en de extramurale inzet van de specialist ouderengeeskunde voor spoedzorg bij thuiswonende kwetsbare ouderen, voor de huisarts toch drie essentiële partners, niet zijn meegenomen in het onderzoek. Eerst een aantal cijfers uit beide rapporten.

Huisartsen (120 huisartsenposten)

·      Fulltime werkende praktijkhouder werkt 52 uur per week

·      Per normpraktijk wordt huisarts bij hap gemiddeld 195 uur per jaar ingeroosterd

·      Aantal ingeroosterde uren steeg van 1,48 mln. (2013) naar 1,53 mln. (2015 en 2016)

·      Ongeveer 1/3 van de diensten wordt verricht door waarnemers

·      Buiten huisarts en triagist is het aantal op hap werkzame personen toegenomen met 17,6%. Eind 2016 is, inclusief triagisten, 1504 fte   personeel bij hap betrokken.

·      Eind 2016 werken er 2477 triagisten bij hap, waarvan 1900 gediplomeerd

·      Het totaal aantal gewogen consulten per 1000 verzekerden is met 5% toegenomen tussen 2010 en 2015

·      Zorggebruik bij hap in 2016: 4,2 mln. patiënten. (seh: 2,4 mln en ambu: 1 mln.).

·      Er is een piekmoment op doordeweekse middagen tussen 15.00 en 18.00 uur, op de hap ligt dit tussen 21.00 en 24.00 uur

·      Grote regionale verschillen: aantal contacten met hap steeg tussen 2013 en 2016 met meer dan 11% in west en midden. In zuid, noord en oost was dit 3%

·      Er is duidelijke toename in het aantal contacten met een hoge urgentie, de relatieve stijging is het hoogst bij urgentieniveau 2 (zo snel mogelijk handelen, binnen een uur)

·      Deze toename in hoge urgentie is sterker bij personen tot 44 jaar dan bij personen van 45 jaar en ouder

·      Percentage patiënten dat van hap naar seh werd verwezen, neemt toe tussen 2013 en 2016 van 6,1% naar 8,3%

·      Het aantal patiënten op de seh daalt in de periode 2012-2015. Minder dan een kwart van de patiënten komt meermaals per jaar op de seh en is verantwoordelijk voor bijna de helft van het aantal seh-bezoeken

·      De kosten van de hap’s stijgen in deze periode sneller dan het aantal consulteenheden

·      Het aantal lichte behandelingen op de seh, varieert van 10%-50%. Als 89 seh’s erin slagen om gemiddeld dit percentage op 16,5 te brengen, dan worden er 180.000 (11%) minder behandelingen gedaan, hetgeen een besparing kan opleveren van 180.000 x 150 euro = 27 mln. euro

·      NZa stelt voor om deze besparingen (“savings”) te verdelen tussen hap, seh en zorgverzekeraar

·      NZa pleit voor de mogelijkheid dat eerstelijnsdiagnostiek ook in de anw-uren beschikbaar is. En NZa is voorstander, met name in grote steden, voor een 24-uurs afvang (hap-overdag) in een lokaal experiment, te financieren uit segment 3 van de huisartsenbekostiging

 

Wat stelt de NZa voor richting huisartsen?

Om de instroom op de hap te verminderen, is er de aanbeveling te zorgen voor een betere bereikbaarheid overdag en, gezien het piekmoment, afspraken te maken over een andere spreiding van visites overdag. Ook stelt NZa voor, om mogelijkheden te benutten voor reguliere huisartsenzorg buiten kantoortijden. Dit zou met name in de eigen praktijk het eerste antwoord moeten zijn op het probleem, wat de NZa ook wel ziet, dat de hap wordt gebruikt voor niet-acute zorgvragen. Verder wil de NZa dat zorgaanbieders en verzekeraars de samenwerking seh-hap verder verbeteren, met name in de grote steden. Om het aantal lichte behandelingen op de seh te verminderen. Tot slot valt mij op dat de door alle partijen gewenste optie van één loket om het urgentieniveau te bepalen en een passend verwijsadvies te geven, wel door de toezichthouder wordt genoemd bij regulatie van de instroom, maar deze optie wordt niet ingedeeld bij het gepresenteerde actieplan om op korte termijn de drukte in de spoedzorg beter te reguleren.

Mijn conclusie

Niet echt nieuws is de aanbeveling om te komen tot betere samenwerking en coördinatie. Doordat niet alle sectoren zijn meegenomen kunnen ook de consequenties van het actieplan niet geheel worden overzien. Verder ontbreekt inzicht in de gevolgen van het actieplan op het gebied van persoonlijke en collectieve werklast en werkdruk, zowel van de huisarts als van hun bestuur en van de hap. Ook worden niet in beeld gebracht, dan wel niet uitgewerkt, wat de financiële consequenties zijn van voorgestelde maatregelen. En wat is de visie bij de huisartsen van het openstellen van een hap overdag in met name grote steden? En van het bekostigen van eerstelijnsdiagnostiek in ANW uit segment S3? Huisartsen hebben het laatste jaar op meerdere plaatsen aangegeven wat de door hen ervaren problemen zijn bij het leveren van spoedzorg. En hebben ook aangegeven waar de oplossingen liggen. Misschien kunnen deze rapporten van de NZa daarbij helpen, misschien ook ook niet. Nog steeds vind ik, verwoord in een drietal blogs (een, twee, drie), dat huisartsen ook zelf aan zet zijn om bij te dragen aan goed toegankelijke spoedzorg. Met dan ook een logische inspraak in de randvoorwaarden en spelregels waaronder deze ANW-zorg wordt geleverd.