De Denktank (Ont)regel de zorg is vanaf 1 augustus 2017 van start gegaan. Doel is in november dit jaar inzicht te geven in de administratiedruk binnen specifieke zorgsectoren, waarbij “de (ont)regelaars het complexe terrein van administratie in de zorg verkennen en ontleden, zodat bestuurders, beslissers en professionals aan de slag kunnen met het schrappen van onnodige administratie”. In een eerdere blog heb ik een overzicht gegeven van eerdere moeizame pogingen om te komen tot lastenreductie en vraag ik mij af of juist de bedenkers van regels nu niet primair aan zet zijn om voor dit doel verantwoordelijkheid te nemen. Allereerst de overheid die, zeggen ze, verantwoordelijk is voor 10% van de regels. Daarnaast ook de zorgverzekeraars en de eigen beroepsverengingen. De zorgverlener mag dan alle overbodige regels, procedures en checklists zat zijn, een belangrijke vraag daarnaast is in hoeverre een stelsel zelf niet bijdraagt aan regels en lastendruk? De denktank heeft geen gemakkelijke taak om te helpen iets op te ruimen wat anderen hebben veroorzaakt. Terwijl straks beleidsmakers (weer) het laatste woord zullen hebben?

Film

In een film legt de minister uit dat na 25 jaar een andere weg moet worden ingeslagen. Niet de politiek, maar de beroepsoefenaar is “van onderop” de aangewezen persoon om ontregeling aan te zwengelen en “wij moeten er anders tegen aan gaan kijken”. Dat moet met minder meten dan minder regels (van incident -> met regelreflex -> naar stapeling van regels) opleveren. De minister noemt als voorbeeld dat in plaats van regelgeving huisartsen elkaar vaker moeten visiteren, zodat niet goed functionerende huisartsen op die manier bekend worden. Aan het eind van het interview is zij opmerkelijk positief over het voorstel van de interviewers om alle regels te schrappen, behalve de regels waarvan is bewezen dat de patiënt er baat bij heeft.

 Wat is de diagnose van de lastendruk?

Het gevaar bestaat regels te schrappen uit symptoombestrijding. Uiteraard speelt gestold wantrouwen op de zorgmarkt een rol. Meningsverschillen bv. met de zorgverzekeraar over de inhoud van zorg, kun je in eerste instantie oplossen met het stellen van regels en het maken van afspraken. En niet vergeten dit vast te leggen. Maar ja, daar ga je al met de administratie (mijn laatste contract bevatte 84 pagina’s). Maar bij een conflict over de regels moet je de relatie bespreekbaar maken. En welk positie heb je dan als zorgverlener, wetende dat een probleem in de relatie niet oplosbaar is met weer nieuwe regels. Contractloos? Sterker, een blijvend relatieprobleem is (helaas) niet oplosbaar. Boven het conflictniveau van de relatie is er niets.

Dilemma’s met regelgeving

Oorzaak van extra administratie is niet alleen een conflict. Ook is er een discrepantie tussen een principe eindeloze zorgvraag en het zorgaanbod. En het verschil tussen zorgbudget en zorgkosten, een onderwerp waarover ik frequent rapporteer. Hoor en lees wat psychiater van Os hierover zegt: “Jaarlijks kampt 24 procent van de Nederlanders met psychische aandoeningen, maar de geestelijke gezondheidszorg heeft maar capaciteit voor 6 procent. Aangezien er geen gratis en breed toegankelijke publieke ggz is in Nederland, met een aanbod van publieke vormen van zorg dat de vraag ernaar aankan, ontstaat er een run op de zorg vanwege schaarste en met almaar groeiende wachtlijsten tot gevolg. Wie komt er aan zorg en wie niet? Daar is geen inzicht in, laat staan regie over”. Wat betekent dit voor de administratieve lasten in de GGZ en de subjectieve en objectieve lastendruk? Verder is er een dilemma tussen gemeten outputindicatoren als alternatief voor het moeizaam kunnen verkrijgen van outcome-indicatoren. Zoals dit bv. fraai in beeld komt bij de jaarlijkse ketenzorgrapporten.  En dan wordt er tegenwoordig wel gesproken over value based healthcare (VBHC). Alsof bij het bepalen van toegevoegde waarde als nieuwe maat voor bekostiging geen administratieve lastendruk zal gaan horen…

En wat te denken van het dilemma tussen samenwerking enerzijds en anderzijds gewenste concurrentie als basis van dit stelsel. De teugels zijn dan na 10 jaar wat gevierd, maar de richtsnoeren voor de zorgsector (2010) staan op 133 pagina’s, het uitlegstuk op 32 pagina’s, het consultatiedocument voor zorggroepen bevat 30 pagina’s en de Governancecode Zorg 2017 25 pagina’s. En dan, zo zegt de minister in de film, is er “bij de huisartsenzorg geen marktwerking”. Schone schijn bedriegt hier, want waarom zit de huisartsenzorg dan nog steeds in de Mededingingswet? Een volgend dilemma waarbij regelgeving is ingezet, is autonomie (zorgverlener denkt vanuit drie kennisbronnen zelf na en verantwoordt zich aan patiënt) versus transparantie (zorgverzekeraar met als opdracht kostenbeheersing en Wmg eisen keuze informatie voor burger en inkoper).  Tot slot is deze kostenbeheersing een bron van lastendruk. Vanwege de onbekendheid en het niet-weten of elke zorgeuro wel doelmatig wordt besteed. Met post of propter een enorme controlebehoefte, met het adagium: vertrouwen is goed, maar controle op alle markten is beter. Sectorinformatie op verzoek van de premiebetaler, de NZa, vele consultants, het CPB, banken, de minister van Financiën/VWS en, zeker na de afschaf in de curatieve zorg van de ex-post verevening, ook bij elke verzekeraar.

Tot slot

Citaat Huisarts & Wetenschap:60(8) augustus 2017, pg. 419: Sjoerd Hobma: “Zolang niet duidelijk is dat de administratie de zorg verbetert (zoals bestuurders, op zoek naar transparantie hopen) en er wel duidelijke aanwijzingen zijn voor schade aan de zorg, zijn deze kosten maatschappelijk niet te verdedigen. De vraag is ook of patiëntenorganisaties niet veel krachtiger stelling moeten nemen in deze kwestie, omdat zij een belangrijk deel van de zorgpremie in registraties zien verdwijnen en dit ook nog eens ten koste lijkt te gaan van tijd in de spreekkamer”.

De Denktank heeft een stevige taak op zich genomen. Het zou mooi zijn als de veroorzakers en opstellers van administratieve regels ook zelf met voorstellen komen om de lastendruk te reduceren.  Nog mooier zou het zijn als er door de politiek en minister zelf een aantal diagnoses worden gesteld waarom dit in 25 jaar politiek en 7 jaar ministerschap niet is gelukt. Wijzen naar een ander draagt nooit bij aan de oplossing van een eigen probleem. Een goede therapie bij een foute diagnose is zinloos. Voor een gunstig effect op reductie van lastendruk moet en de diagnose en de behandeling van het probleem correct zijn. Met als route een schrapconferentie in november op weg naar een zomerakkoord 2018?