In een brief richting de minister hebben de Federatie Medisch Specialisten (FMS), Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) bezwaar gemaakt tegen aanpassing van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), waarbij een ministeriele financiële toetsing wordt bepleit bij voorgedragen kwaliteitsstandaarden. Kwaliteitsstandaarden die gewikt en gewogen kunnen worden opgenomen in het landelijk kwaliteitsregister, bijgehouden door Zorginstituut Nederland (ZiN). Maar (blijkbaar) zonder een kostencalculatie van ZiN.

Wat zijn hun bezwaren tegen een dergelijke financiële toetsing?

FMS, V&VN, NHG schrikken met name van de volgende passage in de Memorie van Toelichting: “De minister van VWS maakt een afweging tussen de meerwaarde voor de kwaliteit van zorg en de substantiële financiële gevolgen. Deze financiële toets is noodzakelijk om meer recht te doen aan de verantwoordelijkheid van de minister van VWS om zorg te dragen voor financiële beheersbaarheid van de collectieve sector”. Partijen melden dat als hierbij de minister zelf de financiële gevolgen en de meerwaarde van kwaliteit van zorg gaat wegen, er zo een directe politieke beïnvloeding van de inhoud van kwaliteitsstandaarden komt. Met een oneigenlijke sturing van het medisch-en zorginhoudelijk handelen op basis van wetenschappelijke of vakinhoudelijke gronden. Net als de Raad van State waarschuwen ook partijen dat met uitvoering van de wens van de minister de financiële toetsing van de kwaliteitsstandaarden zelfs kan leiden tot inhoudelijke wijziging van het begrip ‘goede zorg’, zoals bedoeld in de Wkkgz, en daarmee uiteindelijk een ongewenst effect kan hebben op de vrijheid van medisch-en zorginhoudelijk handelen van de professionals. Bovendien, zo zeggen partijen, als een kwaliteitsstandaard als gevolg van de financiële toetsing niet in het Register van het ZiN wordt opgenomen, en daarmee dus géén goede zorg meer is, het onduidelijk is waaraan de tuchtrechter dient te toetsen. Dit geeft onduidelijkheid en onzekerheid bij de patiënt en zorgverlener over het leveren van zorg en de kwaliteit waaraan voldaan moet worden.

Maar de minister mág toch wel weten wat een kwaliteitsstandaard kost?

Sterker nog, een minister moet weten wat een kwaliteitstandaard kost! Eerst beschrijven wat gewenste goede zorg is, dan uitrekenen wat de kosten van implementatie zijn, dan voorleggen aan de Ledenraden, dan het noodzakelijke budget vrijmaken en de zorgverzekeraars opdragen, met toetsing achteraf, deze juiste zorg op de juiste plek op het juiste moment in het juiste contract bij de juiste zorgaanbieder voor de juiste prijs in te kopen. Zo hoort het te gaan. Maar zo gaat het niet. De drie partijen wijzen er al op dat de overheid genoeg instrumenten heeft om in de curatieve zorg de kosten te kunnen beheersen. Dan gaat om budgettering, de invoering van uitgavenplafonds, maar ook om verhoging van eigen bijdragen en premies. Daarnaast treft de minister door middel van hoofdlijnenakkoorden en het macrobeheersingsinstrument al maatregelen om de collectieve zorguitgaven in de curatieve zorg te beheersen. In de brief van de drie partijen wordt de inbreng van de NZa en ACM, alsmede het inkoopgedrag van de zorgverzekeraars bij “kostenbeheersing” niet genoemd. Denk aan de herallocatie van gelden in een gewijzigd verdienmodel (NZa) en bijvoorbeeld het wegkijken richting het gedrag van verzekeraars bij zorginkoop en daarmee hun partijdige opstelling (ACM). Het schermen met aanbestedingen, terwijl dat niet altijd nodig is. Of een hoofdlijnenakkoord ondertekenen en vervolgens wegkijken en stellen dat er geen trekkingsrecht is (zorgverzekeraars). De hele trukendoos wordt ingezet. De overheid en verzekeraars hebben dus middelen te over om uitgaven te matigen.

 Maar de minister mag zich toch wel zorgen maken over de betaalbaarheid?

Sterker nog, de minister moet zich zorgen maken over de betaalbaarheid. En heeft als geen ander ook de sleutel in handen de noodzakelijke maatregelen te nemen. De minister, en alleen hij, bepaalt de omvang van het basispakket, almede de hoogte van de wettelijke eigen betalingen en het eigen risico en alleen hij kan stelselaanpassingen doorvoeren. En het belangrijkste, de minister heeft doorzettingsmacht de burgers, de verzekerden, te raadplegen hoe het probleem van de betaalbaarheid in een op solidariteit gebaseerd zorgstelsel met welke keuzes aan te pakken. Maar dat laatste gebeurt niet tot veel te weinig. Terwijl daar op 20 maart aanstaande weer opnieuw een kans voor is. Met dit wetsvoorstel bestaat inderdaad het risico dat voor het bepalen van goede zorg niet de kwaliteitstandaard, maar juist de betaalbaarheid het uitgangspunt wordt. De politieke beïnvloeding van het medisch- en zorginhoudelijk handelen is onacceptabel, zo vinden de drie partijen. Met onderaan de brief de zin: “Ook Patiëntenfederatie Nederland en KNMG delen onze bezwaren”.

Waarom doet de minister dit dan?

Daarvoor moeten we terug naar 2017 (blog), toen de destijds nog formerende politieke partijen zich voor het blok gezet voelden met de miljardeninvestering die voortvloeide uit de verplichtingen met het implementeren van de richtlijn van de toezichthouder. Het ging om de extra kosten van 2 miljard die waren verbonden aan het opnemen van de richtlijn Kwaliteitskader verpleeghuiszorg, opgesteld door het Zorginstituut, in het Kwaliteitsregister. In het politieke debat daarna (31 mei 2017) bleek dat “het kwaliteitskader verpleeghuiszorg juridisch geborgd en bindend was en dat een tariefregulering van de NZa de uitvoering van de toepasselijke kwaliteitsstandaarden mogelijk moest maken. Ofwel, de middelen moesten toereikend zijn om op basis van zelf besloten wetgeving zorginstellingen in staat te stellen het kwaliteitskader na te leven”. Dat was schrikken, want daarmee hadden politieke partijen geen rekening gehouden. Slot van mijn blog destijds: Het meest zorgelijk is het feit dat als van een kwaliteitsrichtlijn de werkelijke kosten worden berekend, iedereen schrikt van de prijs. Weten we eigenlijk wel wat het leveren van kwalitatieve zorg kost?

Beroepsgroepen: doe de eerste financiële toetsing zélf

Praten over kwaliteit van zorg is trouwens niet vrijblijvend. Bij nieuwe zorg van hoge kwaliteit horen nieuwe randvoorwaarden wat betreft personen en middelen. Wat die randvoorwaarden zijn, weten de professionals het beste. De kosten van implementatie, organisatie en logistiek kunnen daarom vooraf het beste door de eigen beroepsgroep worden berekend. Spreek je hierover maar eens uit! Waarna het gehele plan (inhoud en kosten), nog voor het naar het ZiN te sturen met een opnameverzoek in het Register, eerst besluitvormend wordt voorgelegd aan de beroepsgenoten, via alle Ledenraden. Weten wat goede zorg kost, kennis van kostprijzen, dat besef dient bij alle partijen/verenigingen/leden aanwezig te zijn, zeker ook bij de zorgaanbieder. De drie genoemde partijen kunnen ervan uitgaan dat, na permissie van de Ledenraden, de prijs door overheid en verzekeraars sowieso wordt herberekend. Mits dat transparant gebeurt, is daarmee ook niets mis. Evenals de hieruit voortkomende discussie- en geschilpunten.

 Hoeveel kwaliteitsstandaarden komen/zijn er?

Ofwel: hoe groot is “het probleem” van de financiële toetsing? Ook daar verschillen de drie partijen en de minister van mening. De minister denkt aan een jaarlijks zeer beperkt aantal kwaliteitsstandaarden waarbij financiële toetsing nodig is (Memorie van Toelichting, blz.3). Volgens ZiN betreft het ongeveer drie kwaliteitsstandaarden per jaar (Memorie van Toelichting, blz.15). De drie partijen stellen echter dat de criteria nu dusdanig breed geformuleerd zijn dat zeer veel kwaliteitsstandaarden in aanmerking komen voor de financiële toetsing van de overheid hetgeen ook de Raad van State heeft gesteld. Het feit dat er mogelijk veel kwaliteitsstandaarden beschikbaar komen, is een nog een extra reden besluitvorming via de ledenraden te laten lopen. En te laten toetsen op werklast, implementatie en kosten. De kwaliteitsstandaard die na doorrekening vorig jaar het meeste opzien baarde, was het kwaliteitskader Acute Zorg. De verwachte maximale meerkosten zouden maximaal € 26,8 miljoen zijn, aldus de doorrekening.

Kwaliteitskader Acute Zorg: Het ging om de doorrekening van vier nieuwe normen uit het kwaliteitskader: Zo moet op elke SEH een arts met voldoende ervaring aanwezig zijn. Ook moet er binnen een halfuur een arts, een verpleegkundig specialist of medisch specialist met geriatrische expertise beschikbaar zijn. Daarnaast moeten ook de apotheek, klinische chemie en medische microbiologie binnen een half uur beschikbaar zijn.

Opvallend ook bij deze berekening was het gegeven dat de meerkosten van de wensen van huisartsen (geen opdracht?) niet in deze berekening zijn meegenomen (blog).

Tot slot

Partijen konden tot 6 maart 2019 richting de vaste Kamercommissie reageren op het nieuwe wetsvoorstel. Wat gaat de politiek/minister doen? Welke spelregels gaan veranderen? Komt er een hogere drempel ten aanzien van plaatsing in het register? Veranderen de criteria en eisen van het kader? Komt er een alles bepalende financiële toets van de minister? We gaan het zien. Het belangrijkste leerpunt zou verder moeten zijn dat verenigingen nimmer een kwaliteitskader schrijven zonder zelf een idee te hebben wat de (meer)kosten zijn van invoering en duurzame uitvoering. Is het kostenbesef en het kostenplaatje niet aanwezig, dan geef je niet alleen je geloofwaardigheid, maar ook de belangrijkste sleutel voor implementatie op voorhand al uit handen.

Eerdere blogs gerelateerd aan het onderwerp van doelmatigheid

12.01.2017: Een inkomensafhankelijke betaling hoort bij een solidair zorgsysteem

21.02.2017: Aanpassing premiebetaling zorg stuit op verzet

06.06.2017: Winst zorgverzekeraars: niet uitkeren, maar in zorg herinvesteren

26.06.2017: Met een goede risicoverevening is slechts een verzekeraar voldoende

28.06.2017: De overheid moet voor zorgfinanciering de besluiten nemen

18.07.2017: Is minder marktwerking in het zorgstelsel nog een agendapunt (1)?

07.08.2017: Wanneer is markttoezicht in de zorg pervers?

08.08.2017: Snelle oplossing van knelpunten GGZ is noodzaak

10.08.2017: Kunnen zorgverzekeraars zich meer van elkaar onderscheiden?

16.08.2017: Voor deze film hoef je niet naar de bioscoop

24.08.2017: Het risico van het Eigen Risico in het zorgstelsel

04.09.2017: Het contract bij zorginkoop

27.09.2017: Bij dit zorgstelsel betaalt de burger de prijs

04.12.2017: Premiereductie betaald van zorggeld

21.12.2017: Actieve participatie burger nodig bij beheersen van zorgkosten

10.01.2018: Is minder marktwerking nog een agendapunt (2)?

15.01.2018: Substitutie

23.02.2018: Inzicht in prijs, dan pas uitzicht op een oplossing

12.03.2018: De zorg en de kunst van het kiezen

27.04.2018: Regionalisering van de zorg: wat willen burgers en zorgaanbieders?

28.04.2018: Bij kostenbeheersing in de zorg draagt ieder een bij

22.05.2018: Politieke discussie nodig bij inzet van publieke middelen

05.06.2018: Informatieovervloed op zorgverzekeringsmarkt voelt als doolhof

18.06.2018: De belangen bij aangekondigde wetswijziging Wmg

21.06.2018: Gevolgen van veranderingen in zorg richting 2040

29.06.2018: Leiden stelselperikelen ook tot stelselwijzigingen?

10.07.2018: Maak bekostiging ziekenhuiszorg 100% transparant

20.08.2018: Het waardegericht kunnen inkopen is een illusie

05.09.2018: Preferentiebeleid: van kostenbeheersing tot perversiteit

12.09.2018: Verbod op winstuitkering aan zorgverzekeraars is een goede zaak

20.09.2018: Zoektocht naar maatregelen kostenbeheersing nog volop gaande

24.09.2018: Inzicht geven in prijs medicijn is taak van overheid

28.09.2018: Stelseldiscussie lijkt onontkoombaar: niet top-down, maar bottom-up

13.10.2018: Wouter Bos: “Stop met wegduiken voor pijnlijke keuzes in de zorg”

26.11.2018: Nationaal Preventieakkoord: na bijstelling ambities versneld invoeren

15.12.2018: Aanpak van betonrot in de publieke zaak: Groter denken, kleiner doen

18.01.2019: Prijs weesgeneesmiddelen: van verontwaardiging naar aanpak

22.01.2019: Variabelen bij capaciteit huisartsenzorg bijtijds agenderen

01.02.2019: Schaarste personeel bedreigt zorg

04.02.2019: Duidelijker financieel kader bij betaling niet-gecontracteerde zorg