Toezichthouder de Nederlandsche Bank (DNB) meldt deze week dat de aanvullende verzekering haar toegevoegde waarde in het zorgstelsel dreigt te verliezen door veranderend klantgedrag. Aan deze waarschuwing van DNB ligt niet een kritische zorginhoudelijke pakketscreening van deze aanvullende verzekering ten grondslag, maar er dreigt een financieel probleem. Polishouders nemen namelijk alleen een aanvullende verzekering als zij verwachten daarvan gebruik te gaan maken en zeggen hem weer op als de zorg is geleverd. Deze polissen dreigen daarom verliesgevend te worden en als verzekeraars er niet genoeg aan verdienen kunnen deze verzekeringen op termijn te verdwijnen. En zou dat erg zijn…?

De aanvullende verzekering

Polissen van de aanvullende verzekering zijn commerciële producten waarvan de zorgverzekeraars zelf bepalen welke zorg ze ermee dekken, welke premie ze ervoor rekenen en wie zo’n verzekering mag afsluiten. Er is hiervoor dus geen verzekerings- of acceptatieplicht. En evenmin is er geen verbod op premiedifferentiatie. Een aanvullende verzekering is door 84 procent (14,3 mln.) van de verzekerden afgesloten, een percentage dat sinds 2015 stabiel is. In 2006, bij aanvang van het huidige zorgstelsel, had nog 93 procent van de bevolking zich extra verzekerd. Vorig jaar boekten de verzekeraars 26 miljoen euro winst op de aanvullende verzekeringen op een omzet van 4,3 miljard euro.

Persoonlijk (n=1)

Zelf heb ik een paar jaar geleden mijn aanvullende verzekering opgezegd. Daarvoor had ik een aantal motieven. Allereerst vond ik het geboden (flut)pakket te weinig ‘evidence’ bevatten. Ten tweede ergerde ik mij aan tv-reclamespotjes waar oculaire en auditieve hulpmiddelen (hier bedoel ik de aanvullende vergoeding, want hoortoestel zit grotendeels in de basisvezekering) eindeloos worden aangeprezen, vaak met de mededeling dat ze tot het eind van het jaar ‘gratis’ zijn te krijgen. Hierbij wordt niet zelden het eigen arsenaal geprezen en de producten van de concurrent beschimpt. En dit zonder ingrijpen van de Reclamecodecommissie en/of onze toezichthouders. Toen ik een keer mijn prijzige leesbril in het vliegtuig had laten liggen, toog ik een week later naar de kelder van Schiphol, alwaar de gevonden voorwerpen waren verzameld. Een hele kist met brillen was aanwezig, waarbij de medewerker nog fijntjes opmerkte, dat dit de verzameling was van alleen de laatste week. Nou ja, een ander hoeft vanwege mijn slordigheid niet mee te betalen aan een nieuwe bril (en vice versa).

Wat is het alternatief

Net als bij het basispakket kan het Zorginstituut zorgproducten (mondzorg, fysio, hulpmiddelen) van de huidige aanvullende verzekering beoordelen op effectiviteit, efficiency, noodzaak en doelmatigheid. En vervolgens een advies uitbrengen aan de minister om het product wel/niet op te nemen in de basisverzekering. Met wel/niet een eigen bijdrage. Wanneer mondzorg volledig in de basisverzekering wordt ondergebracht stijgen de zorgkosten met 1,2 miljard euro. Dat zijn afwegingen die de politiek moet maken. Natuurlijk zal de zorgpremie hierdoor stijgen. Maar goed geïndiceerde fysiotherapie, mondzorg en hulpmiddelen hebben te veel toegevoegde waarde. En het besluit om ze wel/niet te vergoeden kan beter niet worden over gelaten aan commerciële verzekeraars, die met steun van de toezichthouder DNB het verzekeringsprincipe mogen toepassen om voldoende winst te maken.