Een op de twee verzekerden vindt de prijs van de huidige zorgverzekering te hoog. En 50% (dan) dus niet. Dat blijkt uit een test van de Patiëntenfederatie Nederland. Hoe moet deze 50-50 uitkomst worden gezien in het licht van de discussie over kostenbeheersing? Ten aanzien van het individu, patiënt of cliënt of burger? En ten aanzien van het standpunt van de Patiëntenfederatie die aanschuift bij de zorgafspraken in hoofdlijnakkoorden? De oplossing voor kostenbeheersing wordt op dit moment met name gezocht via budgetafspraken met zorgverleners. Terwijl de verantwoordelijkheid om een stelsel, gebaseerd op solidariteit, in stand te houden ons allen aangaat. De kosten van dit zorgstelsel zijn onderdeel van de totale zorgkosten. De totale kosten van het zorgstelsel bedragen in 2016 6% van het bbp. Waarbij gemiddeld 17% van de verzekerden 80% van de kosten in de Zorgverzekeringswet (Zvw) maakt.

Gemiddelde zorglasten per volwassene (1 = 1 euro) Miljoenennota, pg. 206

Zorglasten         2017          2018
Nominale zorgpremie         1290          1362
Inkomensafhankelijke premie Zvw         1642          1750
Wlz-premie         1173          1199
Eigen betalingen           370            378
Belasting         1379          1412
Zorgtoeslag min   339 min     381
Totale zorgkosten per volwassene         5.512,-          5.721,-

Binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) geldt een verzekeringsplicht. Daarmee zijn meteen bijna alle Nederlanders actoren in het zorgstelsel. Samen met zorgverleners en verzekeraars. En samen met de overheid die zich in het zorgstelsel landelijk laat vertegenwoordigen door drie ministeries (Min. VWS: uitvoering, Min. Financiën: zorgbudget en Belastingdienst, Min. Economische Zaken en Klimaat: marktregels), acht toezichthouders (IGZ, DNB, AFM, IGZ, NZa, ACM, ZiN en AP) en diverse adviesorganen zoals Algemene Rekenkamer, Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS), Gezondheidsraad en Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Elk jaar kan de burger kiezen voor een andere verzekeraar, waarvan er nu 24 zijn, verdeeld over 9 concerns, die samen voor de basisverzekering 58 polissen aanbieden. Daarmee houdt het recht en de plicht over zorgkosten van de burger ogenschijnlijk op. Maar is dat terecht?

Tendens I

We willen steeds meer toe naar persoonsgerichte zorg. Met een actieve(re) inbreng van de patiënt bij het opstellen van het plan. En waar dan kan samen met de arts op basis van gezamenlijke besluitvorming. Wat daarbij aan zorg echter in de basisverzekering valt, is aan de minister. Maar wie gaat de prijs in meest brede zin betalen met budgettering enerzijds en aanhoudende pakketuitbreiding anderzijds.  Want pakketuitbreiding is nog steeds aan de orde: bv. 2017 + 2018. Zo ontstaat het beeld van gerealiseerde bezuinigingen die onvoldoende zijn onderzocht op toekomstige ontwikkelingen in de zorgsector. En die als een boemerang terug kunnen slaan op de komende begrotingen van het ministerie.  De Raad (RVS) stelt in het rapport (pg. 10) “Zorgrelatie centraal” dat wensen van patiënten in combinatie met visie van de professional op gespannen voet kan staan met de collectieve betaalbaarheid. Het bewaken van deze betaalbaarheid moet een meer gedeelde verantwoordelijkheid worden van zorginkopers, zorgaanbieders, patiënten/cliënten en rijksoverheid, aldus dit adviesorgaan van de overheid.

Tendens II

De hoofdrichting die in het beleid van de afgelopen 25 jaar valt te ontdekken, is, volgens het SCP (rapport) dat de zorgverlening wordt verplaatst van gespecialiseerde zorg naar generalistische zorg en van professionele zorg naar zelfzorg, alsmede dat er een verantwoordelijkheidsverschuiving plaatsvindt van het rijk naar de gemeente en de burger. Door decentralisaties en de roep om regiobekostiging zijn inmiddels lokale verschillen ontstaan. Met m.i. onvoldoende actieve inbreng van de burger bij deze (gewenste?) zorgverplaatsing ten aanzien de kostenbaatdiscussie.

Tendens III

Het aantal mensen met overgewicht is in de loop der tijd toegenomen. Tussen 1990 en 2004 nam het percentage mensen met overgewicht met 10 procentpunten toe. Anno 2015 heeft 49,2% van de volwassen Nederlanders overgewicht. Op zich is overgewicht geen aandoening, maar (ernstig) overgewicht is wel een risicofactor voor aandoeningen als diabetes type 2, hoge bloeddruk, galstenen, hart- en vaatziekten, rug- en gewrichtsklachten en bepaalde soorten kanker. Het probleem van overgewicht is te groot om kosten van primaire preventie cardiovasculair te betalen uit het budget van de curatieve zorg. Dat kan (en moet?) anders.

Tendens IV:

De maatschappelijke ontwikkelingen tussen 1990 en 2015 hebben ons, volgens het SCP, veel gezondheidswinst opgeleverd, die het voor velen ook mogelijk maakt om langer productief te zijn met een goede kwaliteit van leven. Toch neemt ook de zorgafhankelijkheid in de samenleving toe, mede door de veranderde bevolkingsopbouw. Citaat: “Op dit moment lijkt het erop dat het eerder moeilijker dan makkelijker wordt om de gevolgen van de gezondheidswinst, die medische zorg en de welvaartsstaat bieden en die een lang leven mogelijk maken, adequaat tegemoet te treden met voldoende en kwalitatief hoogwaardige sociale en medische zorg voor alle leden van de groeiende groep hoogbejaarde en kwetsbare ouderen”.

Hoofdlijnakkoorden

Sectorale hoofdlijnenakkoorden in de curatieve zorg gaan bijdragen aan de beheersing van de budgettaire ontwikkeling in de zorg (Rutte III). Met een structurele besparing die oploopt tot € 1,9 miljard vanaf 2021. Er worden in 2018 hierover zorginhoudelijke afspraken gemaakt, gekoppeld aan een beperking van de groei van de uitgaven. Wat wordt de inzet van de burger? Welke zorginhoud in welke sector met welke kostenafname? Zeg het maar…

Opdracht

Alle actoren in het zorgstelsel zouden bij kunnen dragen aan kostenbeheersing. Daarbij is niet de vraag wat de ander kan doen interessant. De vraag is interessant wat je zelf kan bijdragen. Een gedrag wat door de overheid al is aangemoedigd bij de stelselherzieningen in 2015. Het goede nieuws is dat burgers 90% van de medische vragen al zelf oplossen. Het slechte nieuws van de enquête met 50%-50% verdeling is dat amper bekend is wat burgers kunnen en/of willen bijdragen aan de kosten van de overige 10% zorgvragen. We kennen de attributietheorie, die het verband wil begrijpen tussen oorzaak (eigen gedrag) en gevolg (premiestelling). Daarbij is het essentieel dat externe attributie (stijgende zorgkosten komen niet door mij) plaatsmaakt voor interne attributie (ook ik kan bijdrage leveren aan de stijgende zorgkosten). Dit geldt niet alleen voor burgers, maar ook voor zorgverleners, verzekeraars, overheidsinstellingen, banken en consultants. Wie zet de eerste stap?